En Garde!

Geplaatst op augustus 11, 2003 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

(Enkele tips voor de ingezonden-brievenschrijver)Wie in een krantenartikel wordt beledigd, valselijk beschuldigd of in een kwaad daglicht gesteld, kan daartegen protest aantekenen met een ingezonden brief

Het schrijven van zon brief is niet eenvoudig, het pad van de ingezondenbrievenschrijver kent vele valkuilen, die liefst allemaal moeten worden ontweken. Men voelt zich aangetast in eer en goede naam, is daar boos om en wil eens flink terugslaan. Pas hiermee op. Schelden is niet chic, en  effectief schelden is bovendien erg moeilijk. Het verzinnen van beledigende kwalificaties die niet nodeloos grof maar wel raak zijn, is slechts weinigen gegeven. Wie een in Iran geboren scribent in een ingezonden brief ‘onze gevluchte Iraanse wijsneus’ noemt, zoals de advocaat Gerard Spong onlangs deed toen hij reageerde op een column van Afshin Ellian, komt niet sterk voor de dag. Alles aan deze zinsnede is mis. Dat ‘onze’ – elders doet Spong het nog eens – ‘onze, och arme Ellian’, schrijft hij – is een goedkoop trucje om de indruk te wekken dat jij namens iedereen spreekt en je tegenstander alleen staat. De term ‘gevluchte’ is suggestief –  niet elke emigratie is een vlucht, anders zou de heer Spong zelf ook een vluchteling zijn. Het kan verleidelijk zijn uw tegenstander op zo’nmanier te denigreren, maar verstandig is het niet. U wilt immers geen louche indruk maken.

Hetzelfde geldt voor die aanduiding van landsaard. Als er geen verband is tussen het onderwerp en de nationaliteit van uw tegenstander, wekt zo’n vermelding de indruk dat u zogenaamde onderbuikgevoelens tegen uw opponent in stelling wilt brengen. Als dit ook inderdaad de bedoeling is, bijvoorbeeld omdat u racist bent, dan is dit natuurlijk wel de juiste aanpak, maar zo niet, probeer het te vermijden. Dat een voor de ouder-kindconversatie ontwikkelde term als ‘wijsneus’ in een debat tussen volwassenen niet thuishoort, spreekt voor zich. Zoals alles in deze zin dient dit invectief slechts om superioriteit te suggereren, maar, en dat is misschien wel de belangrijkste vuistregel voor de ingezondenbrievenschrijver, hoe nadrukkelijker iemand zich superieur gedraagt, des te duidelijker het bewijs dat hij het niet is.

‘Ofschoon ik niet kan bewijzen wat een wetenschapper dagelijks op kosten van de gemeenschap doet of nalaat…’ schrijft Spong. Hier zien we een andere primaire aandrift die de ingezonden brievenschrijver moet zien te bedwingen: om de staatskas erbij te halen. Mogen overheidsdienaren het niet met u oneens zijn omdat u deels hun salaris betaalt?

Tenzij daarvoor sterke aanwijzingen bestaan kunt u ook beter geen onedele motieven bij uw opponent suggereren. Spong insinueert dat Ellian zijn vak niet bijhoudt, wellicht doordat hij ‘voor geld in een krant schrijft.’ Bedenk dat de eerbaarheid van een broodwinning hem niet zit in het loon dat men ontvangt maar in de aard van het werk dat men doet. In het geval van mr. Spong kan men daar zijn bedenkingen bij hebben, twijfels over, maar dat is de heer Spong zijn probleem.

Tot slot iets over stijl. Slaagt u er niet zelf originele formuleringen te bedenken – en nogmaals, dat is geen schande – beperk u dan tot een neutrale, zakelijke toon. Oubollige uitdrukkingen als ‘daar zakt mijn broek van af’ – zie de slotregel van Spongs brief – werken bij onderscheidende lezers slechts op de lachspieren en komen uw geloofwaardigheid niet ten goede.

Reacties

Laat een bericht achter