Beste L.,
Geplaatst op november 3, 2004 | Gearchiveerd onder Geen categorie | 1 Reactie
Het was in de winter van 1993. Het was koud, er lag sneeuw in de stad. Ik stond te pinnen op de gracht, vlak bij de Leidsestraat.
‘Hé Jan!’ klonk een stem uit de verte. ‘Als je een kind krijgt, let op je vrouwtje!’
Ik was stomverbaasd. Nog een keer:
‘Als je ‘n kind krijgt, let op je vrouwtje!’
Het was Theo. Hij stond op de brug, op de fiets, jij zat voorop, in het zitje, met een snotneus. Je was een jaar, anderhalf misschien, het was de eerste keer dat ik je zag. Je vader en ik hadden ruzie, daarom was ik zo verbaasd.
Bijna tien jaar waren we bevriend geweest. Hij logeerde regelmatig bij ons, we gingen stappen, naar feestjes, de bioscoop, ik figureerde in een van z’n films, samen met onder andere Theodor schreven we een situation comedy over een woonerf achter een geluidswal, (‘Averij 13’, afgewezen door de vpro) en hij organiseerde een keer een feestje voor me, waarom weet ik niet meer, maar ik zie nog de bezorger van De Logie de trap op komen, met een enorme hoeveelheid dure wijnen en eau de vie’s.
Hij kreeg succes met zijn films, ik schreef een bestseller, de grachtengordel lachte ons toe, we hadden een prachtige tijd. Toen ging het mis. Ik vertelde je vader iets over een intern conflict bij de Haagse Post, waar ik werkte, en Theo liep ermee naar Vrij Nederland, de concurrent, die dat natuurlijk gretig publiceerde.
Ik was kwaad, eiste een excuus, Theo weigerde, en toen was het oorlog. Wat we niet over elkaar geschreven hebben! Kwantitatief was je vader de winnaar., dat moet ik zeggen. Op een bepaald moment heb ik hem een kaartje gestuurd om hem te feliciteren met z’n honderdste publieke belediging aan mijn adres. Mijn score was op dat moment ik meen 16. ‘De Fassbinder van de Lege Zalen’, heb ik hem genoemd, een ‘aandachtjunk’, ‘het kamikazezwijntje van de Nederlandse cinema’, een ‘politieke Gilles de la Tourette’, zijn proza ‘met de aars geschreven’.
‘Maar als de derde wereldoorlog komt mag je vast bij hem onderduiken,’ zei een journalist. ‘Misschien,’ zei ik, ‘maar dan moet je wel elke avond in de kelder een liedje voor hem zingen.’
God, wat waren we scherp.
Toen jouw komst werd aangekondigd zei ik: ‘Dat wordt de eerste Van Gogh-productie die gaat lopen.’
We hadden geen contact meer en als we elkaar per ongeluk tegenkwamen, wat in het begin natuurlijk gebeurde, later minder, negeerden we elkaar.
Maar toen stond hij daar dus, op de brug. Met goede raad, omdat ik ook vader zou worden.
We belegden een vredesbespreking. Het begon om acht uur ‘s avonds in café Luxenbourg en eindigde die ochtend om een uur of zes, bij Theo thuis, toen we uitgeput van tien uur drank en discussie op de bank in slaap vielen. Jij was bij je moeder, denk ik.
Al snel kregen we opnieuw ruzie. Hij begon weer, schreef nare dingen over mijn vrouw, beschuldigde mij van plagiaat, dat soort gedoe. Met politiek had het niets te maken. Dat is het vreemde, op dat gebied zijn we het altijd roerend eens gebleven.
Gebrouilleerde zielsverwanten, dat waren we.
Toch is mijn genegenheid voor hem altijd gebleven. Waarom? Omdat hij briljant was, geestig, origineel, maar vooral: moedig.
Het zal jou op dit moment allemaal worst wezen, jij bent je lieve vader kwijt, geen miljoen woorden kunnen dat veranderen, maar weet, beste L.: je vader is een held.
En wij gaan doen wat we moeten doen, het enige dat we kúnnen doen: zorgen dat zijn dood niet voor niets was.
Sterkte, jongen.
Een oude vriend van je vader.
Reacties
Eén reacties to “Beste L.,”
Laat een bericht achter
Hi Jan,
wat een ellende in Nederland. Ik ben blij dat ik weg ben, hoewel ik er niet zeker van ben hoe lang het hier goed zal gaan. In ieder geval zal het hier in de campagne nog wel een tijdje goed gaan.
Ik bewonder je stuk over Theo, erg goed.
Alles goed met jullie?
Joost