Rooien

Geplaatst op februari 10, 2005 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

Toen onze dochter in groep vier zat, kwam ze op een dag thuis met het bericht dat er een schoolagenda moest komen. Een kind van zeven dat een agenda moet bijhouden, dat leek mij rijkelijk vroeg. “Enig idee waarom dat is?” vroeg ik. “Ja,” zei mijn dochter, “straks in groep vijf wordt een agenda verplicht.”
”Maar je zit nu in groep vier.”
”Dan kunnen we er vast aan wennen.”

Later vroeg ik het een leerkracht: in groep vijf reeds een agenda, is dat niet wat vroeg? “Misschien,” zei de leerkracht, “maar straks in groep zes moet het echt, dus dan kunnen ze vast wennen.”
“Maar ook groep zes lijkt me nog zo vroeg. Wij kregen toch pas een agenda op de middelbare school ?”
“Dat is nog steeds zo. Vandaar dat wij ze er hier alvast zoveel mogelijk op voorbereiden.”

De bedoeling van het moderne onderwijs lijkt niet zozeer te zijn om kinderen op te leiden tot een bepaald niveau, maar om ze te prepareren voor het vólgende niveau. Onderwijs als voorstadium van nog méér onderwijs, dat ter weer voorbereiding dient van nóg meer onderwijs, en zo verder, tot, ja, tot waar. Een hoogte waarop geen onderwijs meer mogelijk is?
Zo wordt het onderwijssysteem als een metro zonder uitgangen: doorrijden of overstappen, andere mogelijkheden zijn er niet. Uitstappen, gewoon omdat je je bestemming bereikt hebt, is niet de bedoeling.

De belangrijkste vormgevers van het onderwijs zoals we dat vandaag in Nederland kennen zijn sociaaldemocraten. Van Kemenade, Ritzen, Wallage, Netelenbos, Adelmund. En zo hebben zij het gewild: onderwijs als instrument voor de vereffening van sociaal verschil. Het toverwoord was (en is): ‘aansluiting.’
Dat bepaalde kinderen van een lager onderwijstype niet doorstroomden naar hogere vormen, was een kwestie van ‘aansluiting’, en als je die ‘aansluiting’ nu maar verbeterde, dan zou je eens zien waar minder toegeruste kinderen toe in staat waren. De Lagere Technische School werd Voorbereidend Beroeps Onderwijs.

De logica is dubieus: je kunt het beklimmen van een trap wel vergemakkelijken door de treden lager te maken, maar dan kom je óf minder hoog óf je hebt meer treden nodig. ‘Verbeteren van de aansluiting’ is in wezen een eufemisme voor het verlagen van de trede. Zo ontstaat inflatie: de laagbegaafden krijgen méér diploma voor hun kennis, maar de hoog begaafden krijgen minder kennis voor hun diploma.
Voor de MAVO uiteindelijk werd opgeheven kon je op dat schooltype zo vaak blijven zitten als je wilde: als je in hemelsnaam je diploma maar haalde, zodat je‘aansluiting’ had naar een hogere opleiding. Toen kwam het VMBO: een lagere beroepsopleiding, oftewel ‘voorbereidend middelbaar’.
De betere VMBO-ers konden naar het VHBO, de Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs. Zo zit in vrijwel alle onderwijsnamen tegenwoordig een ‘V’, van voorbereidend, als eufemisme voor lager of middelbaar. Er zijn geen opleidingen meer, alleen nog vooropleidingen. In verband met de ‘aansluiting’.

Je zou verwachten dat als deze aanpak een groot succes was, Jos, Jo, Jacques, Karin, Tineke en al die andere voorvechters ons zo nu en dan een fonkelend voorbeeld zouden tonen van wat zij met al die hervormingen hebben bereikt,  een kind uit hopeloze, kansarme omstandigheden, dat vroeger veroordeeld zou zijn geweest tot een ongeschoold baantje of misschien zelfs de werkloosheid, maar het dankzij de paternosterlift van het moderne onderwijs tot professor in de astrofysica heeft geschopt, ik noem maar iets, Nobelkandidaat, lid van de Hoge Raad. Zijn zij te ethisch voor zo’n politieke propagandastunt, of bestaan die voorbeelden eigenlijk niet?

Vorige week werden bij ons in de tuin twee bomen geveld. De klus werd geklaard door Luuk en Harry. Van een afstand leken ze wel alpinisten, zoals ze waren opgetuigd met klimijzers, koppelriemen, gordels en lijnen. Luuk klom in de hoge esdoorn, installeerde een takelpunt, startte de motorzaag en even later kwam de eerste stam naar beneden gezweefd, beheerst naar de juiste plek gestuurd, waar Harry hem in stukken zaagde.

Rond boom twee was voldoende ruimte om hem in één keer te laten vallen. Daar ging hij, 10 meter hoog, exact in de zone die Luuk en Harry bepaald hadden. Een lange dag werkten ze door. De stille ernst waarmee ze het gevaar bedwongen, het plezier dat ze schepten in het ontzag van de toeschouwers, de haast tedere zorg waarmee ze hun apparatuur omringden (‘m’n moppie’, zei Harry op een gegeven moment over z’n motorzaag), hun trots in het aloude klimwerk (‘hoogwerkers zijn voor Arbo-mietjes’) – het was prachtig.

“Het is een schitterend vak,” zei Harry bij de erwtensoep, “maar je kunt het natuurlijk niet tot je zestigste doen. Jammer eigenlijk dat ik er niet vroeger mee ben begonnen.”
Acht jaar had hij over de Mavo gedaan, om in vredesnaam maar die ‘aansluiting’ naar de MTS te halen, Waar hij na drie maanden droste, het eeuwige blokken beu. Toen was hij dit gaan doen, boomverzorging, en hij had er geen seconde spijt van.
Luuk had een soortgelijk verhaal.

Laat je huis verbouwen of je stoep bestraten en je spreekt de Luuks en Harry’s. Wier redding was dat ze in de ogen van de Van Kemenades en Netelenbossen jammerlijk faalden. Die op een gegeven moment wel genoeg voorbereid waren, geen zin meer hadden om te wachten op de volgende ‘aansluiting’ en en iets wilden gaan dóen. Ze zijn blij met hun keuze, trots op wat ze bereikt hebben, gelukkig met hun gezonde, afwisselende leven, en toch klinkt in de verte vaak iets defensiefs door hun verhalen, alsof ze zich in de kroeg of de disco toch altijd weer moeten verantwoorden voor het feit dat ze gekozen hebben voor een mooi oud ambacht, in plaats van voor een moderne blablafunctie in de dienstensfeer, waar je twee keer zoveel kunt verdienen met achter een PC zitten. Vette wagen, schone handen, succes bij de meiden.

Vandaar mijn vraag: kunnen we eens een voorbeeld zien van iemand die wél baat heeft gehad bij deze aanpak?

Reacties

Laat een bericht achter