Allotuig

Geplaatst op september 27, 2007 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

Of Pauline Meurs en Dennis Broeders van de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid hebben hun huiswerk niet goed gedaan, of de verslaggever die hen afgelopen zaterdag in de Volkskrant interviewde naar aanleiding van hun WRR-advies Identificatie met Nederland, heeft het verkeerd begrepen, maar de term allochtoon is niet, zoals zij beweren, in 1989 door de WRR geïntroduceerd.

Er zijn sociologische onderzoeken bekend van begin jaren zestig, naar de komst van ‘allochtonen’ in Nederlandse streekgemeenten, bijvoorbeeld Hoogland, een dorp bij Amersfoort. Tot die tijd stond ‘allochtoon’ vooral bekend als geologische vakterm: als tectonische platen over elkaar heen schuiven, wordt het onderliggende deel van de plaat ‘allochtoon’ genoemd. Misschien was het een geoloog die een socioloog op dit idee bracht? Een interdisciplinair academisch echtpaar? De socioloog, een vrouw natuurlijk, vertelt avonds aan haar man de geoloog hoe wonderlijk wij in Nederland toch eigenlijk met immigratie omgaan. We lieten in grote getale mensen van elders binnen, Indonesiërs, Surinamers, Antillianen, Spanjaarden, Italianen, Turken, Marokkanen, maar zonder dat we ze benoemden als wat ze waren: immigranten. Nee, het waren ‘repatrianten’ (alsof de Indische Nederlanders ooit hier gewoond hadden), rijksgenoten (de Surinamers en Antillianen) en natuurlijk ‘gastarbeiders’, – alsof die Turken en Marokkanen ‘s avonds na het werk in de fabriek weer met de bus teruggingen. Zelfs de term ‘internationale forensen’ is in die jaren nog eens geïntroduceerd, terwijl het gewoon nieuwe ingezetenen waren. ‘Een soort allochtoon gesteente,’ mompelt de geoloog.

Hoe dan ook, toen de sociologe Hilda Verwey Jonker begin jaren zeventig een advies aan de regering moest uitbrengen over het vreemdelingenbeleid, noemde zij dat ‘Immigranten in Nederland.’ Stom, want het I-woord was nu juist het grote politieke taboe! Nederland was namelijk een e-migratieland! Dit overigens omdat veel mensen in het Nederland van na de oorlog, doodgewone, keurige mensen, van mening waren dat Nederland te vol was. En e-migratie dus diende te worden gestimuleerd, hetgeen ook gebeurde – zie uw tante in Canada. Hilda Verwey Jonker kreeg de opdracht een nieuwe titel voor haar rapport te verzinnen en dat werd toen ‘Allochtonen in Nederland,’ wat dus eigenlijk een soort politieke geheimtaal was. Stel, een regering is benauwd voor aardbevingen, laat experts daarover een beleidsadvies opstellen en dat rapport krijgt niet als titel ‘Wat te doen bij een aardbeving’, maar ‘Wat te doen bij een drilpudding.’ Zoiets stond er eigenlijk.

Zo’n verbale camouflage is een typisch voorbeeld van politieke kortzichtigheid, want het publiek komt er natuurlijk toch achter wat het codewoord betekent. Je kunt als ouders van kleine kinderen snoep wel poep noemen, maar dan gaan je kinderen naar verloop van tijd gewoon om poep zeuren. En dus moet er telkens een nieuw codewoord komen. Te meer omdat de ware betekenis niet alleen uitlekt, als het om politiek gevoelige kwesties gaat (en waarom zou je anders codewoorden gebruiken?) raakt zo’n term op den duur ook besmet. Niet alleen goedbedoelende sociaal-democraten als Hida Verwey Jonker en Joop de Uyl zeiden ‘allochtoon’, Hans Janmaat ook!

De WRR introduceerde ‘allochtoon’ dus niet eind jaren tachtig, maar herintroduceerde hem. In de loop van de jaren zeventig werd hij ingewisseld voor ‘etnische minderheden’, later ‘culturele minderheden’, dat weer werd opgevolgd door ‘migranten’ (bedrieglijk, migratie is iets anders dan het I-woord). Toen dat eind jaren tachtig kennelijk ook niet meer voldeed, kwam ‘allochtoon’ net schoon uit de was, en werd door de WRR opnieuw in omloop gebracht. Maar hij is alweer vuil, kennelijk, want de laatste tijd klinkt opnieuw de roep om ‘allochtoon’ af te danken, ook Meurs en Broeders bepleiten het.
Een goed idee?
Het heeft weinig zin.

We zouden nu eens leentjebuur bij de biologie kunnen gaan spelen en de term ‘exoot’ introduceren, maar dat is dan binnenkort ook weer een scheldwoord.
Dat is het probleem met dit soort termen: ze moeten van toepassing zijn op de hele groep, en ze moeten ‘neutraal’ zijn. Zodat de negatieve connotaties die er desondanks insluipen, van toepassing worden op de groep als geheel. Na verloop van tijd wordt zo’n term synoniem voor narigheid, maar hij is ook van toepassing op de grote meerderheid die niets met die narigheid te maken heeft. In plaats van de problematische aspecten van bepaalde allochtonen weg te moffelen zou je ze misschien juist moeten aanscherpen. Ben je een nieuwkomer, medelander, derde generatie internationale forens of hoe je het ook wilt noemen, maar doe je verder goed mee? Dan heet je gewoon: Nederlander. Maar ben je dat en gedraag je je onmaatschappelijk, dan heet je: allo-tuig. Dat is het voordeel: iets dat al besmet is, kan niet meer besmet raken. Tuig is tuig, tot het ophoudt tuig te zijn.

Reacties

Laat een bericht achter