Gekkoisme

Geplaatst op september 23, 2008 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

 [youtube]http://nl.youtube.com/watch?v=tqOUlBXrzik[/youtube]

 

De fameuze greed-is-good-monoloog van Gordon Gekko (Michael Douglas) in Wall Street (1987)

‘Wouter, waar is het geld gebleven?’ riep Mark Rutte vorige week iets te vaak. De parmantige gretigheid waarmee Rutte bij de algemene beschouwingen zijn oneliners debiteerde deed denken aan een jarig jochie die al z’n cadeautjes mee naar school heeft genomen om zijn klasgenootjes te bewijzen dat zijn ouders echt wel van hem houden. We hebben in Nederland geen debatcultuur, zeggen ze altijd, dus daar moet aan gewerkt worden, en degene die er Overduidelijk Het Allerhardst Aan Werkt, ja, die krijgt dan ook de eerste prijs. De onelinerkoorts heeft nu zulke vormen aangenomen dat een kleurloze werkbij als Arie Slob zich nu ook al wisecracks in de mond laat leggen. ‘Groen Rechts is alle bomen het land uit’ zei hij, zich niet realiserend dat een flitsende debatcultuur nog iets anders is dan het tappen van melige cafégrappen.

Waar is het geld gebleven? Die vraag wordt op dit moment door duizenden, miljoenen mensen gesteld, mensen die erop vertrouwden dat hun overheid de financiële sector reguleerde en controleerde, zodat hun spaarcenten in veilige handen waren. Maar dat was allemaal onzin, vonden de liberalen van de jaren tachtig, het was tijd voor radicale deregulering en marktwerking, voor small government, at arms’s length, tijd voor een herwaardering van de hebzucht. Want hebzucht ís niet slecht, hield Gordon Gekko ons voor in Wall Street, greeeed is gooood. Rutte was toen een JOVD-ertje in juppybretels en ik wed dat hij die Gekko zó’n peer vond. Of hoe noemen ze dat in die kringen, een ‘kanjer’?

Midden jaren negentig kwam ik bij een officieel diner aan een tafel te zitten met Wim Kok, Hans Weijers, toen minister van Economische Zaken, Godfried van der Lugt, president directeur van ING en Frits Bolkestein. Het gesprek ging over shareholder value – het enige dat telt is de waarde van het aandeel, de gedachte waaraan we deze financiële crisis te danken hebben. ‘Levensgevaarlijk!’ riep ik. ‘Het is naïef om te denken dat de kapitalist van vandaag iemand anders is dan de kapitalist van honderd jaar geleden.’ Dat Bolkesteijn en van der Lugt het heel anders zagen was te verwachten, maar ook Kok en Wijers schudden het hoofd.

Zoals zoveel progressieve politici in die jaren waren zij wel in voor wat frisse neoliberale ideetjes. Waarom eigenlijk?

Links heeft zich de afgelopen twintig jaar flink in het defensief laten drukken door al die agressieve, neo-liberale praatjes over te veel regels, te hoge belastingen en te veel overheid. Blijkbaar lijden overheden aan een soort latente zelfhaat, iemand hoeft maar te roepen dat ze niet competent zijn of er klinkt een angstig mea culpa.

‘Kijk naar ons,’ zegt het bedrijfsleven, ‘naar hoe efficiënt & doelmatig wij dat allemaal doen.’

‘Ja, sorry,’ mompelt de politiek schuldbewust, ‘ u heeft gelijk. Zou u wellicht geïnteresseerd zijn in het overnemen van ons openbaar vervoer? Energie? Thuiszorg? Zeg het maar.’

‘Doe ze allemaal maar. En wat minder toezicht op de financiële industrie graag.’

‘Maar natuurlijk.’

En dat terwijl het Westerse bedrijfsleven sinds de jaren zeventig zelf in een permanente staat van reorganisatie verkeert, dus of ze daar nu zo goed weten hoe het eigenlijk moet is nog de vraag. Het schrikbeeld waar  de marktideologen van de jaren tachtig altijd mee aankwamen was de Sovjet-Unie. Daar zag je wat ervan kwam, al die staatsmacht. Alsof er een reëel gevaar bestond dat landen als Engeland, Duitsland of Nederland zich zouden ontwikkelen tot morbide planeconomieën a la Rusland en China. Behalve een sfeer, een sentiment, een trend, waren er eigenlijk reële, praktische argumenten voor al die roekeloze maatregelen? Of, om met Hans Wiegel te spreken, voor welk probleem was dat marktdenken eigenlijk de oplossing?

Thatcher en Reagan waren wel zo slim om hun beleid te verkopen als een mogelijkheid voor Joe Average om ook rijk te worden, en als kinderen van de middenklasse meenden ze dat misschien ook wel, maar wat ze vooral vergemakkelijkten was het voor de rijken om nóg rijker te worden. En er na gedane zaken met de poet vandoor te gaan, met achterlating van een bomkrater. Het is maar goed dat het opdoeken van al die hinderlijke overheid nog behoorlijk lastig is gebleken – als het aan de Reganites en Friedmanianen had gelegen was er op dit moment in Washington helemaal geen government meer gewéést om in de bres te springen.

Dus waar het geld bleef is een vraag die alle Nederlandse politici die de afgelopen 20 jaar geregeerd hebben aan zichzelf mogen stellen, inclusief Mark Rutte.

Intussen mogen we blij zijn met een minister van Financiën die, na bij de uitverkoop van ABN op zijn handen te hebben gezeten, niet meer terugdeinst om de boekaniers van de haute finance van repliek te dienen, een paar maanden geleden namens gedupeerde woekerpolishouders, en afgelopen weekend, toen hij short-selling strafbaar stelde,  namens ons allemaal. Zou een VVD-minister dat aangedurfd hebben?

Reacties

Laat een bericht achter