Foutje, bedankt!

Geplaatst op januari 23, 2009 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer

boogieman.jpg

Michael  Dukakis is nu 76. Hij is commissaris bij Amtrak, de grootste spoorvervoerder van Amerika, die onlangs een studiecentrum vernoemde naar hem en zijn vrouw Kitty. Verder beijvert Dukakis zich al jaren voor bestuurlijke hervormingen op het gebied van lokale verkiezingen en campagnes. Laatst zag ik hem op televisie (Boogie Man, The Lee Atwater Story, Stefan Forbes, 2008). Eerst zag je niet dat hij het was, hij werd op de rug gefilmd – een man op leeftijd loopt door de achtertuin van een vrijstaand huis, er staat een bleek zonnetje. Pas als hij zich omdraait en een vraag van de cineast beantwoordt, zie je wie hij is. Vervolgens gaan we naar binnen, waar hij tegen de achtergrond van een boekenwandje nog meer vragen beantwoordt.
De naam Lee Atwater zal haast niemand in Nederland iets zeggen, maar Lee Atwater was de man die George Bush senior in het Witte Huis hielp. Bush senior was absoluut geen voor de hand liggende kandidaat voor het presidentschap, zowel binnen de Republikeinse partij als bij de Democraten stonden kandidaten klaar met aanzienlijk betere papieren, maar Bush sr. had Atwater, die ze allemaal wist uit te schakelen. Atwater was een lefgozer uit South Carolina die via college de politiek inrolde en een talent bleek te hebben voor onconventionele, om niet te zeggen onethische campagnetactieken. Een opponent die in z’n jeugd psychiatrisch werd behandeld schilderde hij af als een geestelijk wrak (een truc die hij met Dukakis later zou herhalen), hij kreeg  journalisten zo ver om in vragende vorm onbewezen feiten te lekken en bestookte Geraldine Ferraro met geruchten over vermeende misstappen van haar ouders. ‘Genadeloos’ noemde een collega hem, ‘een Oliver North in burger. Hij móet dat extra mes erin steken.’

‘People vote their fears not their hopes,’ zegt een commentator in Boogie Man, ‘and Lee understood that. He was ahead of the pack.’

De partij haalt hem naar Washington, hij speelt een belangrijke rol bij de herverkiezing van Reagan en zo wordt hij in 1988 campagnemanager van Reagan’s vice-president, George Bush, een fletse figuur die niemand veel kans geeft. Amerika is Reagan-moe, het gaat slecht met de economie, dus alles wijst op een machtovername door de Democraten, die met Dukakis bovendien een prima kandidaat hebben. Het Bush-Atwater-team haalt alles uit de kast, Atwater krijgt de vrije hand en wat volgt is een van de vuigste politieke campagnes uit de Amerikaanse geschiedenis. Ook over Dukakis’ geestelijke gezondheid worden geruchten verspreid , zijn vrouw zou ooit een Amerikaanse vlag verbrand hebben, en dan was er nog het fameuze Willie Horton-spotje, over een veroordeelde zwarte lustmoordenaar die een nieuw slachtoffer had gemaakt tijdens een proefverlof, het type verlof dat Dukakis zou hebben ingesteld. De Democraten reageren inadequaat, de pers verzaakt zijn taak en de Horton-aantijging, hoewel volslagen onjuist (de verlofregeling in kwestie blijkt nota bene een uitvinding van Ronald Reagan!), dringt Dukakis in het defensief. ‘I’ll strip the bark of that little bastard,’ zegt Atwater achter gesloten deuren, ‘and make Willie Horton his running mate.’
George Bush junior, dan 42, is net opgekrabbeld na een alcohol- en cocaïneverslaving, born again christian geworden en teruggekeerd op het ouderlijk nest, waar besloten wordt dat hij Atwater maar een beetje moet gaan helpen bij de campagne. Ze kunnen het uitstekend vinden. Als Bush sr. tegen alle verwachtingen het Witte Huis verovert, Atwater eerst tot chef-staf en vervolgens tot voorzitter van de Republikeinse Partij benoemt, is ook George juniors politieke kostje gekocht.

Nog geen twee jaar later is Atwater dood, trouwens, door een agressieve hersentumor. Op zijn sterfbed bekeert hij zich tot God, schrijft berouwvolle excuusbrieven aan zijn ‘slachtoffers’ en vraagt om vergiffenis. Blijkbaar is hij bang voor de hel, en na het zien van Boogie Man kun je alleen maar denken: terecht.

Dat is de geschiedenis van Boogie Man, en een van de getuigen is Dukakis, die stram door z’n tuin schuifelt, thee zet en vanonder zijn nog immer indrukwekkende wenkbrauwen melancholiek in de camera kijkt. Op een gegeven moment komt zijn vrouw even binnen, net als het over Willie Horton gaat. ‘Och schat, ben je daar nu wéér over bezig?’ zegt ze  bezorgd. Dukakis was vastbesloten fair te blijven en zijn tegenstander bij lage streken zelfs de andere wang toe te keren (zijn ‘other cheek-policy‘) en deed niets om het Horton-verhaal te counteren. Hij verspeelde die campagne een voorsprong van 17%.
‘Stom achteraf,’ zegt hij, ‘stom, stom, stom! Want als Pa Bush toen geen president was geworden, hadden we van dat jochie waarschijnlijk ook nooit meer iets gehoord.’
Eén beoordelingsfoutje kan de loop der geschiedenis radicaal veranderen, dat weten we. We weten nu ook hoe lang het rechtzetten van zo’n foutje kan duren: 20 jaar. Maar afgelopen dinsdag was het dan zo ver.

Reacties

Laat een bericht achter