Updike, Yates & Tennis
Geplaatst op februari 1, 2009 | Gearchiveerd onder Geen categorie | Reageer
Als ik bij tennis een bal precies goed sla (ik zeg áls), moet ik altijd even aan Harry Angstrom denken.
Harry Angstrom is Rabbit in de Rabbit-tetralogie van John Updike. Harry is autoverkoper, maar op high-school was hij een basketball-ster. En eigenlijk zal hij de rest van zijn leven op zoek zijn naar de sensatie die hij op het basketballveld leerde kennen en waaraan hij verslaafd raakte: de perfect geschoten bal. Hoe je in de korte tijd tussen het schot en de treffer een band van intense voldoening kunt hebben, met die bal, misschien alleen vergelijkbaar met de liefde van een ouder voor een kind. De voorbeeldige overdracht van juistheid en kracht. (Wat psychologen tegenwoordig ‘flow’ noemen)
Later, als Harry rijk en uitgeblust is, gaat hij golfen, en vindt het terug, dat gevoel, dat moment. Updike beschreef het zo treffend dat zijn naam er in mijn hoofd voor altijd aan verbonden bleef. Zo heeft hij op veel dingen zijn label gespeld, momenten, observaties, gevoelens. Zoals bejaarde vrouwen zichzelf uit een auto bevrijden, met ongerichte klauwbewegingen richting het portier, waarin zich ergens een handgreep moet bevinden – als ik het zie denk ik aan Updike. En als ik tennis speelt hij dus altijd wel even door mijn gedachten (tenzij ik niet één goeie bal sla), en daarvoor bij squash, en daarvoor bij voetbal, want elke balsport kent de sensatie. Maar afgelopen dinsdag zeí ik er iets over tegen mijn tennispartner. Het heeft ook te maken met hoe vaak je aan slag bent, merkte hij nog op, bij tennis heb je elke vijf seconden een kans, bij basketball duurt dat veel langer, bij golf ook, dan is de voldoening bij een treffer zoveel te groter. Ik kwam thuis en hoorde dat Updike was overleden.
En ‘s avonds gingen we naar de bioscoop om Revolutionary Road te zien, naar het boek van Richard Yates, de miskende generatiegenot van Updike, over de ondergang van Frank en April Wheeler. Angstroms bijnaam, Rabbit, zou een verwijzing zijn naar Babbit, de roman van Sinclair Lewis, over de leegheid van het bestaan van de Amerikaanse middenklasse en de macht van het conformisme, een omschrijving die ook naadloos past op Revolutionary Road.
Zoals Harry Angstrom’s leven één lang afscheid is van de korte, glorieuze droom die adolescentie heet, hebben ook Frank en April Wheeler zich laten opzuigen door het vacuüm van de suburbane leegte, het charmante huis met de white picketfence, de schoolavondjes en de martini’s met de buren. Als Rabbit op een gegeven moment op drift raakt ontmoet hij Skeeter, een schimmige, zwarte Vietnamveteraan met radicale theorieën, die hem confronteert met zijn conformisme, bij Yates is het de gestoorde wiskundige John Givings, die aan één theevisite genoeg heeft om te doorzien dat Frank en April een leugen leven en ze ermee om de oren slaat.
De verstikkende leegheid van de moderne welvaartsidylle (en het alternatief als gevaarlijke gek) – het was een typisch Amerikaans thema. Europa was bezig met de wederopbouw; terwijl de Amerikanen verveeld uitkeken over het spiegelende oppervlak van the perfect martini en droomden van de bohème, lagen wij krom voor een Bruynzeel-keuken en droomden van een Erres wasmachine.
Zo grepen een potje tennis, een nieuwsbericht en een bioscoopbezoek afgelopen dinsdag merkwaardig mooi in elkaar.
Reacties
Laat een bericht achter