Initiatie
Geplaatst op februari 10, 2010 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer
Het is een ervaring die honderden miljoenen mannen over de hele wereld met elkaar delen, en sinds afgelopen zondag behoor ook tot dat legioen. Ik heb in een stadion een eredivisie-wedstrijd bijgewoond. Het was Ajax-FC Twente, in de Arena.Toen er in de Nederlandse huiskamer nog vaak over het apartheidsregime in Zuid Afrika werd gediscussieerd, was een veelgehoorde dooddoener dat je ‘er geweest moest zijn’. (Verdacht genoeg hoorde je dit nooit in discussies over de oorlog in Vietnam of de maanlanding). Van de grootste volkssport aller tijden wordt geen facetje door de media onbelicht gelaten, de kleinste details worden onder de loep genomen, dus als er één fenomeen is waarvan je je op afstand een goed beeld kunt vormen dan is het ‘t profvoetbal, zou je zeggen, en toch is dat niet zo. Misschien is het juist wel: hoe intensiever de aandacht, hoe groter de vervorming.
Je wéét dat rellen en wangedrag slechts een uitwas van dit volksvermaak zijn, maar de beelden zijn altijd weer zo indringend dat je bij het woord ‘voetbalstadion’ automatisch aan opstootjes en agressie denkt. Je ziet vanzelf die brullende hooligan met het beschilderde gezicht voor je, het handwapen geheven, in de rode gloed van een zelfontstoken strijdvuur. Dat maakt een interessanter plaatje dan de keurige, hardwerkende Nederlanders waar wij in vak 420 door omringd waren, niets dan vriendelijke, nette mensen, die ongevraagd een misverstandje ophelderen (‘Die Koreaan zit nog niet in de selectie, meneer’) en direct een tissue tevoorschijn halen om gemorst bier van de stoel van een vreemde te vegen. Vak 420 is schuin tegenover het vak van de hardcore Ajax-fans, nummer 410, in de bocht van de lange naar de korte zijde. Je moet zelf in zo’n stadion zitten om te zien hoe kleinhet eigenlijk maar is, maar dat die taartpunt in de hoek een bijzondere status geniet blijkt uit alles. De tv-camera’s zoomen er geregeld op in, en ook de spelers lijken er als een magneet naartoe te worden getrokken. Vak 410, daar zit het dier dat gevoederd moet worden. Als de NOS een bijdrage zou willen leveren aan het decriminaliseren van het voetbal – nog geen vanzelfsprekendheid, trammelant is tenslotte goed voor de kijkcijfers, maar stel – dan zouden ze misschien ook af en toe een van die 58 andere vakken in beeld moeten brengen. Gewoon een traag panorama-shot langs die eindeloze rijen brave seizoenkaarthouders – al was het maar om hen zelf duidelijk te maken dat ze er niet voor spek en bonen bijzitten, een gevoel dat mij op den duur zou bekruipen als ik ‘savonds in de samenvatting uitsluitend beelden van de harde kern, de vip-tribune en de dugout te zien kreeg en nooit eens van de grijze massa waar deze industrie financieel op drijft. ‘Er komt weer geen normaal mens in voor’, zou Van het Reve zeggen.
Als je gewend bent voetbal op televisie te kijken valt het in het echt nog niet mee. Zoals je bij Engelse films ongewild toch op de ondertiteling gaat leunen, doe je dat bij voetbalwedstrijden met de herhalingen. Je mist een belangwekkende actie in eerste instantie misschien, maar vervolgens kun je hem nog drie, vier keer terug zien, in slowmotion en vanuit tal van gezichtshoeken. Bij het eerste doelpunt was het veld grotendeels aan mijn oog onttrokken door de megabeker bier die mijn gastheer me op weg naar de tribune in handen gedrukt had, en waaruit ik net een slok nam.Vervolgens moet je opstaan, op en neer springen en in je handen klappen, maar dat dus liefst zonder die beker, maar waar laat je die zo snel? Vastbesloten het moment niet opnieuw te missen richtte ik mijn blik op het stadionscherm, met als gevolg dat ik weer een brisante actie op het veld miste. Uiteindelijk kwam er wel een herhaling, maar toen stond ik net gebukt om mijn megabeker bier een veilig plekje onder mijn stoel te geven, zodat ik kon meespringen.
Kijkend naar een voetbalwedstrijd op televisie heb ik me vaak afgevraagd hoe commentatoren toch zo precies weten wat er gebeurt. Je ziet een been omhoog schieten en een bal afzwaaien, tja, daar ging iets mis, Joost mag weten wat, waarop de commentator uitlegt dat de speler de bal per ongeluk op z’n scheenbeen nam in plaats van op de wreef. Dat is training, ervaring en expertise, uiteraard, maar ook nog iets anders, zag ik in de Arena. De camera’s staan weliswaar dichter op het spel dan de toeschouwers in het stadion, maar toch is de resolutie van televisiebeelden thuis lager dan die van het blote oog ter plaatse. Ik zag nu ook ineens hoe die wreeftrap mislukte.
Zo’n tv-registratie is een vorm van visueel voorkauwen, de regisseur kijkt voor jou naar de wedstrijd. Met zijn selectie zul je het moeten doen en dat doe je dus ook, maar in zekere zin ben je toeschouwer van iemand anders z’n wedstrijd. Als je op de tribune zit heb je de regie zelf in handen. Als je iets opvalt, de manier van doen van een bepaalde speler, een tactisch patroon, het contact tussen coach en captain, dan kun je dat op je gemak bestuderen. Ajax krijgt een vrije trap vlak bij het doel van Twente. Twee Twente-verdedigers gaan naast elkaar in de lijn van het schot staan, handen voor het kruis. De scheidsrechter rent naar ze toe en gebaart: verder terug. De spelers doen een paar stappen achteruit, de scheidsrechter spoedt zich naar het strafschopgebied en als op een teken schuifelen de twee Twente-spelers met kleine stapjes terug naar hun oude plaats. Een komische scene die je als televisiekijker mist, want op zo’n moment brengt de regisseur steevast de wild gebarende keeper in beeld die de gaatjes wilt dichten, of de schutter die zich gereed maakt. Doordat je een vast gezichtspunt hebt ten opzichte van het veld, krijg je ook sneller gevoel voor het spel, had ik de indruk, je raakt makkelijker ‘in’ de wedstrijd, een veelgehoorde uitdrukking die ik nu ook iets beter begrijp.
Tijdens de eerste helft zaten wij aan de thuis-kant van het veld. Aanvankelijk was het druk voor onze neus, Ajax werd een beetje overrompeld door FC Twente, maar toen hernamen ze zich en drongen de vijand langdurig terug. De curieuze gewaarwording dat één speelhelft al geruime tijd niet meer door een voetballer is betreden, zodat er gedachten in je opkomen over hoe het zou zijn om daar zelf een balletje te trappen, of de hond uit te laten, of te picknicken, heb ik voor de televisie nooit zo ervaren. Als je de set van een televisie-programma in het echt ziet is het altijd weer opmerkelijk: Dat tafelblad zit vol butsen en plakbandsporen, maar op het scherm zie je daar niets van. Televisie is zijn eigen make-up. Bij voetbalregistraties is dat ook zo. Op een of andere manier zien voetballers er live net iets menselijker uit dan op televisie. Ze kunnen heel goed voetballen, maar je ziet ook hun kleine onbeholpenheden. Het is net alsof die op televisie weggestyleerd worden.
In de rust begaf ik mij in de ‘catacomben’ om bier te halen voor mijn gastheer en zijn vrienden. Achter ons loket ging van alles mis, een pomp weigerde, er waren geen bekers meer, en dan werd de bediening ook nog eens gevormd door een zwart meisje en een Marokkaanse jongen. Ik zag de contouren van een grimmig incident al voor me, met een beetje pech escalerend tot een fullblown rassenrel, maar er gebeurde niets. Men zuchtte, ging van het ene been op het andere staan, keek nog eens op de klok en als het bier dan eindelijk werd overhandigd en het duo achter de tap zich voor de zoveelste keer verontschuldigde, volgde hooguit een verlegen gemompel in de trant van ‘Ach ja, dat hebben wij weer.’
‘’T gaet wel ‘n bietje lángzaem,’ klonk het even later van achter uit de rij. Och hemel, een verdwaalde Twent. Als die maar geen amok maakte.
‘Een bietje ‘n zwákke organisaetie, aj ‘t mien vraegt…’ sprak de uit-supporter. Oei, een provocateur bovenden.
‘En ze schenk’n Grolsch. ‘T plaetselijke bier is bliekbaer niet te drink’n. Hoe kaj die fout nou maeken?’
De spanning was om te snijden. Deze kinkel had een lesje nodig, dat was duidelijk. Een grote man met een rood-witte das draaide zich om en nam de uit-supporter langzaam op. Oei, nu zwaaide er wat. ‘Ken wel sijn,’ sprak de dasman tenslotte, ‘maar het staat wel mooi twee-nul foor ons. Dus eh…’
Hier en daar klonk instemmend gemompel. Korte metten!
De Ajax-spelers kwamen het veld op voor de tweede helft en namen hun posities in; rug recht, blik vooruit. Pas enige tijd later verscheen het Twentse elftal, die eerst midden op het veld nog een grouphug deden, voorovergebogen in een kring, de hoofden tegen elkaar. Om niet de indruk te wekken dat ik te goed was voor dit vermaak, had ik gedurende de eerste helft enthousiast met ons vak mee geklapt en gejoeld. Deze modieuze, halfzachte actie leek mij ook alle aanleiding voor wat hoorbare hoon.
‘Homooooos!!!’ riep ik.
Heel vak 420 viel stil. Uit de vele afkeurende blikken die mijn richting opkwamen viel af te leiden dat dit niet in overeenstemming met de etiquette was.
‘Sorry!’ riep ik, ‘’t was een grapje!’
Gelukkig maakte Ajax op dat moment het derde doelpunt en was de stemming even later zo vrolijk, dat men mijn overtreding door de vingers zag.
Reacties
Laat een bericht achter