De Davids-brief: ‘Ik heb het niet gedaan, maar ik zal het nooit meer doen.’
Geplaatst op februari 11, 2010 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer
Een vrouw treft een lege melkfles aan in de ijskast. Haar man staat bij de keukentafel met een witte kring rond zijn mond en kijkt haar schuldbewust aan.‘Zet jij nou die lege fles terug in de ijskast?’ zegt de vrouw.
‘Ik zal nooit meer een lege melkfles terug in de ijskast zetten,’ zegt de man.
‘Juist,’ zegt de vrouw, ‘dus je hébt het gedaan.’
‘Néé,’ zegt de man, ‘maar ik zal ‘t nooit meer doen.’
Dat is ongeveer de houding die het kabinet aanneemt in zijn langverwachte brief over het rapport-Davids, die dinsdag (9 feb 2010) dan eindelijk verscheen.
‘Er had uitgebreider en meer geëxpliciteerd kunnen worden ingegaan’ op wat massavernietigingswapens eigenlijk zijn, schrijft het kabinet onder andere. Gekúnd? Er had zoveel gekund. Wat ‘gemoeten’ had, daar gaat het om. Het kabinet ‘kan zich voorstellen dat’ de Kamers voortaan meer vertrouwelijke militaire informatie krijgen. Tja, misschien moet vrijdag gehaktdag worden, misschien moet Beatrix de Troonrede voortaan zingen – met wat het kabinet zich allemaal kan voorstellen zijn vast vele boekdelen te vullen, maar daar gaat het niet om. Zegt het kabinet dit toe, belooft het kabinet dit, neemt het kabinet zich dit voor, dat is de vraag. De hier wordt ontdoken. Het kabinet ‘herbevestigt’ de regel dat ambtelijke notities met afwijkende standpunten toch aan de politieke top moeten worden voorgelegd. Ook dat is een kunstig eufemisme voor ‘overtrad.’
Het kabinet geeft toe dat er geen volkenrechtelijk mandaat voor de interventie in Irak was, maar niet in die woorden. Nee, ‘met de kennis van nu aanvaardt het kabinet dat voor een dergelijk optreden een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest.’ Alsof we dankzij wetenschappelijke voortschijdingen nu weten dat dat mandaat destijds niet deugde, maar zo is het natuurlijk niet. Er waren destijds meer dan genoeg mensen die dat mandaat in twijfel trokken, het kabinet heeft met ze gedebatteerd, en dat het desondanks doorzette was geen kwestie van kennis, maar van opvatting. De tegenstanders hebben alsnog gelijk gekregen: dat mandaat deugde inderdaad niet. Adequaat betekent afdoende, afdoender en afdoendst bestaan niet, maar die vergrotende trap heeft het kabinet nodig: te stellen dat een ‘adequaat’ mandaat nodig zou zijn geweest, is toegegeven dat het inadequaat was. Nee, het was adequaat, maar het had adequater gemoeten.
Van het begrip mandaat (bevoegdheid) kun je je ook afvragen of daar gradaties in bestaan, je bent bevoegd tot iets of je bent het niet, lijkt mij. Hier wordt de Nederlandse taal dus op meerdere fronten tegelijk medeplichtig gemaakt aan de politieke overleving van premier Balkenende.
In het rapport Davids wordt ergens de term ‘onwaarachtig’ gebruikt, een kwalificatie die door het kabinet verontwaardigd van de hand wordt gewezen, maar wat te denken van zinsnede over het informeren van de Kamers? Het kabinet geeft niet toe dat de Kamers indertijd bij de Patriot-missie naar Oost-Turkije onvoldoende geïnformeerd zijn, maar stelt in plaats daarvan dat zij bij een missie zoals indertijd beter geïnformeerd zouden moeten worden. ‘Wij zijn níet door rood gereden,’ staat daar eigenlijk, ‘maar bij het volgende licht zullen we écht stoppen.’
En tot slot: als er in Den Haag nu zó lang naar de juiste woorden voor deze brief gezocht is, hadden die ‘lessen voor de toekomst’ en ‘ervaringen uit het verleden’ er dan ook niet uit gekund? Lessen voor ‘t verleden? Ervaringen uit de toekomst?
Reacties
Laat een bericht achter