De k*t van Heleen
Geplaatst op augustus 2, 2014 | Gearchiveerd onder The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer
Het is druk bij het Letterkundig Museum. Vanaf de ingang slingert zich een rij door de Koninklijke Bibliotheek naar buiten, haast tot aan het Centraal Station van Den Haag. Om de toestroom in goede banen te leiden heeft de gemeente dranghekken geplaatst. Aad Meinderts, directeur van het Letterkundig Museum, neemt het tafereel tevreden in zich op. ‘Dit is toch geweldig? Wij hebben nog nooit zoveel bezoekers gehad!’
Iemand maakt zich los uit de rij, het is een boom van een man, gespierd als een bodybuilder, zijn reusachtige biceps getatoeëerd met een prikkeldraad-motief. Hij pakt Meinderts bij zijn revers en tilt hem op. ‘Bejjij fan de laiding? Kennet nie wat sneller? Of mot ik effe een handje helpe?’ Meinderts trekt bleek weg.
In de rij ontstaat tumult. ‘De kut van Heleen!’ roept iemand. Al gauw scandeert de hele rij: ‘De kut van Heleen! De kut van Heleen. De kut van Heleen!’
Geschrokken rept Meinderts zich weer naar binnen. ‘Wel een eh, /apart/ publiek, moet ik zeggen.’
Ook binnen is het druk, vooral natuurlijk bij de selfies van Heleen van Royen. De bezoekers die voor de tentoonstelling over Slauerhoff zijn gekomen kijken verbijsterd om zich heen, informeren of ze wel goed zijn. ‘Ja hoor,’ lacht de suppoost, ‘voor de opiumpijp van Jan-Jacob rechtdoor, voor de vibrator van Heleen rechtsaf.’
Zoals het in het Louvre altijd dringen is rond de Mona Lisa, zo is dat hier bij het topstuk van deze expositie, de selfie van de vagina van de schrijfster waaruit een tampon wordt verwijderd. Een man in een Kappa trainingspak en een T-shirt met de tekst ‘sex instructor’ bekijkt het werk aandachtig, met deskundig gekanteld hoofd. Duidelijk een kenner. ‘Lekker poessie hoor,’ luidt zijn oordeel.
‘Geweldig toch,’ zegt Aad Meinderts, ‘dat nu ook dít soort mensen in aanraking komen met de literatuur?’
Het valt niet te ontkennen dat er bezoekers zijn die na ‘Selfmade’ nog wat verder kijken in het museum. ‘Kijk,’ zegt Meinderts, ‘hier stond tot voor kort de iPod van Martin Bril. Zijn laatste ballpoint hebben ze gelukkig laten liggen.’
Twee jonge mannen met kaalgeschoren hoofd en een rood-witte voetbaldas staan gebogen over de fameuze stofzuiger van Simon Vestdijk. ‘Hé check dit! Sai-mun Ves-daik heet die gast. Die soog het niet uit se duim, maar uit se reet! Met een Nilfisk!’
‘Joh, egwa!?’
‘Amma rare viespeuke joh, die schraivers!’
‘Gainig toch?’
‘Nou, heren,’ zegt Meinderts, die het gesprekje gevolgd heeft, ‘het zit toch nét een beetje anders. Ziet u, Simon Vestdijk…’
De mannen kijken elkaar aan alsof ze water zien branden.
‘En wie mog jai dan wel sain, brillemans?’
‘Ik eh, ik ben de directeur hier.’
‘Hoor je dat, Maikel? Meneer is hier de dir-ruk-teur.’
Meinderts kijkt nerveus van de een naar de ander. ‘Boe!’ roept een van hen met een plotse beweging. Meinderts krimpt ineen. Lachend lopen de mannen door.
We gaan naar Meinderts’ kantoor en kijken uit het raam. Op het plein zijn inmiddels een ijscoman en een hotdogkar verschenen. De rij zet zo nu en dan de wave in. De yel van daarstraks is een lied geworden. ‘De kut van Heleen-Heleen, zó is er maar één maar één! De kut van Heleen-Heleen, zó is er maar één maar één!’
Meinderts krijgt telefoon. ‘Wat? Ah, vandaar dat het zo lang duurt. Zet ze maar uit. Ja, het is een risico, maar ik wil ook geen onlusten. Ja, op mijn verantwoording. Oké.’
Hij hangt op.
‘De beveiligingspoortjes. Geen doen met al die piercings.’
Reacties
Laat een bericht achter