Nieuw rechts is juist pro-elite
Geplaatst op april 10, 2017 | Gearchiveerd onder NRC HANDELSBLAD, NRC Next, The Semidaily Kuitenbrouwser | Reageer
Het afgeven op ‘elites’ heeft inmiddels zo’n hoge vlucht genomen dat Thierry Baudet van Forum voor Democratie waarschijnlijk dacht: ik moet mij onderscheiden met een andere term. Dat werd ‘kartel’. FvD bindt de strijd aan met ‘het partijkartel’. Het eerste concrete voorstel dat Baudet deed, direct na de verkiezingen, was om met eminente persoonlijkheden uit wetenschap, politiek en economie een zakenkabinet te vormen. Een soort superkartel, zeg maar. Want je bent anti-kartel.
(Je weet toch.)
Waarom zou de term ‘elite’ zo in zwang zijn? In welke behoefte voorziet hij? Die vermeende tegenstelling tussen ‘gewone mensen’ en de ‘elite’, waar staat die voor? Geniet de elite voorrechten die de elitebestrijders voor zichzelf ambiëren? Willen zij de macht vanwege de bijbehorende privileges of omdat er dringend een misstand moet worden rechtgezet?
Thierry Baudet straalt in alles uit dat hij er erg graag bij wil horen, tot en met zijn onmiddellijke onderwerping aan de Binnenhofse kledingcode. De uniformiteit – blauw pak, licht shirt, gekleurde das, en alles uni, geen streepje if ruitjes – is zo sterk, er moet haast een populair adviesboek zijn war dit in staat. Hoe dan ook, de kans om zijn imago als iconoclast te versterken met een Mexicaanse poncho , Texaanse cowboyhoed of Ajax-bandana heeft Baudet in elk geval niet benut. De conformerende kracht van het ‘kartel’ is legendarisch. In de jaren negentig liep iedereen op het Binnenhof in krijtstreep, de elitaire klederdracht der bankiers, inclusief Jan Marijnissen!
De haat voor elites en kartels die rechts-nationalisten altijd belijden laat zich ook moeilijk rijmen met hun nostalgie naar vervlogen tijden. Toen er geen kartels en elites waren? Met zijn topperkabinet deed Baudet niets anders dan Trump: eerst met anti-eliteretoriek je plek veroveren en vervolgens het rijkste kabinet uit de geschiedenis samenstellen, inclusief onlangs nog verketterde bankiers en grootindustriëlen. Alle ‘populisten’ verwijzen naar een voorbije tijd, meestal bevindt die zich in de tweede helft van de vorige eeuw, toen zij klein waren en alles nog goed was. Een tijd dat elites niet mínder macht hadden dan nu, maar méér! Dus wil de nieuw-rechtse kiezer wel zo graag de elite verjagen?
‘Kiezers hebben helemaal niets tegen elites, zo lang zij zich maar houden aan de voorwaarden van hun positie,’ schreef Financial Times columnist Janan Ganesh onlangs. ‘Dat wil zeggen: dat zij hun macht gebruiken voor de verbetering van de positie van gewone mensen. Het probleem ontstaat als elites zich niet meer als elites gedragen, maar hulpeloos hun handen heffen en een beroep doen op overmacht.’
Wat Brexit en Trump (en Wilders, Le Pen, etc.) volgens Ganesh vooral blootlegden is een grote, niet vervulde behoefte aan ‘paternalistisch bestuur’. Heimwee naar een tijd dat elites de wereld bestuurden, maar ook hun verantwoordelijkheid namen. Niet naar de elite van Davos, waar economische grootmachten als Google en Facebook poseren als voormalige startups van jongelui in T-shirts en sneakers en hun immense imperiale macht verhullen met termen als ‘netwerk’, en waar gekozen politici zich bibberend onderwerpen aan de ontembare krachten der ‘globalisering’, maar naar de elite van Bretton Woods, die in 1944 met durf en visie orde schiepen in de naoorlogse chaos. Geen Amerikaanse president werd zo aanbeden en blindelings vertrouwd door de Amerikaanse kleine man als Theodor Roosevelt, memoreert Ganesh, een rijkeluiszoon, een aristocraat. Dat hij tot de ‘elite’ behoorde, was irrelevant, zoals het onmogelijk is voor iemand uit welke klasse dan om de politiek in te gaan en níet tot de elite te behoren.
‘Maar in de ogen van de boze kiezer zijn de moderne elites als slappe ouders, die decennialang passief toekeken terwijl hun banen weg werden geconcurreerd en de sociale veranderingen over elkaar heen tuimelden. Zij willen helemaal geen staatsgreep tegen de elites. Als zij iets willen, is het juist hun herstel. Zij willen de ordelijke wereld uit hun jeugd, toen hun werk en hun wijk beschermd werden door stevig, centraal bestuur. Zij eisen ‘echte’ elites, die hun macht gebruiken.’
Ziedaar de paradox van de elitaire populist. Berlusconi, Pim Fortuyn, Thierry Baudet, en misschien hoort ook Trump in dat rijtje thuis, al geurt hij dan niet met eruditie en spreekt hij geen potjeslatijn, maar dat hij tot de ‘elite’ behoort lijdt geen twijfel. Maar zal de superelite die hij om zich heen verzameld heeft, zicht ontpoppen tot een Davos- of Bretton Woods-elite, dat is de grote vraag.
Na bestudering van zijn idioom – ‘het zal mij worst zijn, de minister is geen knip voor de neus waard en moet vandaag nog zijn biezen pakken’ – concludeerde ik in 2012 in De Woorden Van Wilders dat Wilders een Swiebertje-liefhebber moet zijn. Je hoort in zijn taal soms een echo van juffrouw Saartje. Inderdaad: in een interview op Nu.nl biechtte Wilders vorig jaar op dat het kijken van oude Swiebertje-afleveringen inderdaad een heimelijk genoegen van hem is.
Het klopt precies. De nieuwrechtse kiezer is een soort Swiebertje. Een eenvoudige, half-redzame ziel. Hij is een beetje opstandig, maar uiteindelijk wil hij niets liever dan dat Saar, Bromsnor en de Burgemeester het voor hem in orde maken.
Reacties
Laat een bericht achter