Allotuig
Geplaatst op september 27, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Of Pauline Meurs en Dennis Broeders van de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid hebben hun huiswerk niet goed gedaan, of de verslaggever die hen afgelopen zaterdag in de Volkskrant interviewde naar aanleiding van hun WRR-advies Identificatie met Nederland, heeft het verkeerd begrepen, maar de term allochtoon is niet, zoals zij beweren, in 1989 door de WRR geïntroduceerd.
Er zijn sociologische onderzoeken bekend van begin jaren zestig, naar de komst van ‘allochtonen’ in Nederlandse streekgemeenten, bijvoorbeeld Hoogland, een dorp bij Amersfoort. Tot die tijd stond ‘allochtoon’ vooral bekend als geologische vakterm: als tectonische platen over elkaar heen schuiven, wordt het onderliggende deel van de plaat ‘allochtoon’ genoemd. Misschien was het een geoloog die een socioloog op dit idee bracht? Een interdisciplinair academisch echtpaar? De socioloog, een vrouw natuurlijk, vertelt avonds aan haar man de geoloog hoe wonderlijk wij in Nederland toch eigenlijk met immigratie omgaan. We lieten in grote getale mensen van elders binnen, Indonesiërs, Surinamers, Antillianen, Spanjaarden, Italianen, Turken, Marokkanen, maar zonder dat we ze benoemden als wat ze waren: immigranten. Nee, het waren ‘repatrianten’ (alsof de Indische Nederlanders ooit hier gewoond hadden), rijksgenoten (de Surinamers en Antillianen) en natuurlijk ‘gastarbeiders’, – alsof die Turken en Marokkanen ‘s avonds na het werk in de fabriek weer met de bus teruggingen. Zelfs de term ‘internationale forensen’ is in die jaren nog eens geïntroduceerd, terwijl het gewoon nieuwe ingezetenen waren. ‘Een soort allochtoon gesteente,’ mompelt de geoloog.
Hoe dan ook, toen de sociologe Hilda Verwey Jonker begin jaren zeventig een advies aan de regering moest uitbrengen over het vreemdelingenbeleid, noemde zij dat ‘Immigranten in Nederland.’ Stom, want het I-woord was nu juist het grote politieke taboe! Nederland was namelijk een e-migratieland! Dit overigens omdat veel mensen in het Nederland van na de oorlog, doodgewone, keurige mensen, van mening waren dat Nederland te vol was. En e-migratie dus diende te worden gestimuleerd, hetgeen ook gebeurde – zie uw tante in Canada. Hilda Verwey Jonker kreeg de opdracht een nieuwe titel voor haar rapport te verzinnen en dat werd toen ‘Allochtonen in Nederland,’ wat dus eigenlijk een soort politieke geheimtaal was. Stel, een regering is benauwd voor aardbevingen, laat experts daarover een beleidsadvies opstellen en dat rapport krijgt niet als titel ‘Wat te doen bij een aardbeving’, maar ‘Wat te doen bij een drilpudding.’ Zoiets stond er eigenlijk.
Zo’n verbale camouflage is een typisch voorbeeld van politieke kortzichtigheid, want het publiek komt er natuurlijk toch achter wat het codewoord betekent. Je kunt als ouders van kleine kinderen snoep wel poep noemen, maar dan gaan je kinderen naar verloop van tijd gewoon om poep zeuren. En dus moet er telkens een nieuw codewoord komen. Te meer omdat de ware betekenis niet alleen uitlekt, als het om politiek gevoelige kwesties gaat (en waarom zou je anders codewoorden gebruiken?) raakt zo’n term op den duur ook besmet. Niet alleen goedbedoelende sociaal-democraten als Hida Verwey Jonker en Joop de Uyl zeiden ‘allochtoon’, Hans Janmaat ook!
De WRR introduceerde ‘allochtoon’ dus niet eind jaren tachtig, maar herintroduceerde hem. In de loop van de jaren zeventig werd hij ingewisseld voor ‘etnische minderheden’, later ‘culturele minderheden’, dat weer werd opgevolgd door ‘migranten’ (bedrieglijk, migratie is iets anders dan het I-woord). Toen dat eind jaren tachtig kennelijk ook niet meer voldeed, kwam ‘allochtoon’ net schoon uit de was, en werd door de WRR opnieuw in omloop gebracht. Maar hij is alweer vuil, kennelijk, want de laatste tijd klinkt opnieuw de roep om ‘allochtoon’ af te danken, ook Meurs en Broeders bepleiten het.
Een goed idee?
Het heeft weinig zin.
We zouden nu eens leentjebuur bij de biologie kunnen gaan spelen en de term ‘exoot’ introduceren, maar dat is dan binnenkort ook weer een scheldwoord.
Dat is het probleem met dit soort termen: ze moeten van toepassing zijn op de hele groep, en ze moeten ‘neutraal’ zijn. Zodat de negatieve connotaties die er desondanks insluipen, van toepassing worden op de groep als geheel. Na verloop van tijd wordt zo’n term synoniem voor narigheid, maar hij is ook van toepassing op de grote meerderheid die niets met die narigheid te maken heeft. In plaats van de problematische aspecten van bepaalde allochtonen weg te moffelen zou je ze misschien juist moeten aanscherpen. Ben je een nieuwkomer, medelander, derde generatie internationale forens of hoe je het ook wilt noemen, maar doe je verder goed mee? Dan heet je gewoon: Nederlander. Maar ben je dat en gedraag je je onmaatschappelijk, dan heet je: allo-tuig. Dat is het voordeel: iets dat al besmet is, kan niet meer besmet raken. Tuig is tuig, tot het ophoudt tuig te zijn.
Stap over op Apple en wordt een iChristen
Geplaatst op september 26, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Er is behoorlijk veel gereageerd op mijn column over Vista, vorige week. Een selectie:
Ik kan u allen vertellen, eigenlijk waarschuwen: zolang u XP heeft, houdt het en ga niet over op Vista! Menig programma werkt niet meer, menig programma word instabiel. Een update in de hoop dat het verbetert, werkt soms averechts. En ga zo maar door!’ (Knaap)
‘Mijn vrouw heeft een VAIO PC met Vista gekocht. Zelden heb ik zo vaak de voeding uit een PC moeten halen omdat deze op tilt sprong en op geen enkele andere manier aan de praat te krijgen was. ‘ (Hans Meijer, Cochabamba – stad in Centraal Bolivia, JK)
‘Wat nóg vervelender is, is dat dialoogboxjes onder andere schermen worden weggestopt, waardoor je je een woedeaanval zoekt naar dat éne schermpje, want anders kun je niet verder. En waarom mijn draadloze muis en toetsenbord ineens uitvallen zodat de hele boel weer opnieuw moet worden opgestart is mij een raadsel. (Peters, Rotterdam.)
‘Het allerkromste is dat je als hoofdgebruiker niet alle rechten hebt, en dat je deze per handeling jezelf eerst moet toekennen.’ (Knaap)
‘Door je steeds te irriteren met dit soort pop-ups probeert Microsoft je te hersenspoelen dat als de pc dan toch een kwaadaardig virus (spyware, trojaans paard) oploopt, het toch echt aan jezelf ligt. (Herman Meester, Rotterdam)
‘Eerst heb ik de desktop ingesteld op “klassiek”, de XP weergave. Scheelt een hoop aan processortijd. Verder beveiligingen zoveel mogelijk afgezet. AVG, een gratis virusscanner, geïnstalleerd, Ad-aware, en die maffe mediaplayer van MS verruild voor VLC. Zoonlief nog even hier en daar wat laten finetunen en het hele systeem draait uitstekend. Vraag uw buurjongen eens.’ (Rowy Tilburg)
‘Tuurlijk draait Vista geweldig als je van alles en nog wat uitschakelt en zuiniger programma`s installeert. Dat doe je natuurlijk óók als je een nieuwe auto koopt: dan ga je hem half verbouwen om het ding beter te laten lopen – heel normaal! (Peters, Rotterdam)
‘De gouden regel voor de professionele sector: overstappen op een product dat af is. Introductie Windows XP: overstappen op Windows 2000. Intro Vista ? overstappen op XP. (Diederick van Velzen, Amsterdam)
Zoiets vermoedde ik al. Mensen met Vista kunnen hun computer het beste in de ijskast zetten tot de volgende editie van Windows uitkomt. Kees Tempelaar uit Dordrecht weet een andere oplossing. ‘Ruim 2 jaar geleden ben ik overgestapt van een Windows PC naar een iMac van Apple. Wat een zaligheid, wat een gebruiksgemak. Ik kan het de heer K. van harte aanbevelen. Ik ben er een beter christen van geworden want ik zit nooit meer te vloeken aan het beeldscherm.’ Kees is nu dus een iChristen. Neemt uw pc op en wandel.
En toch. ‘Ik heb ook Vista op mijn nieuwe toblap en lees met enige verbazing over de klachten, want mij bevalt het tot nu toe wel,’ schrijft Anders uit Baarn. ‘Het werkt wat trager, maar dat past aardig bij mijn ritme. Dat zal ook met mijn vergevorderde leeftijd te maken hebben. Ik vind het wel prettig als me nog eens wordt gevraagd of ik iets zeker weet. Op mijn leeftijd weet je steeds minder zeker.’
De bejaardenmarkt, misschien kan Microsoft zich daarop gaan richten? Vista is een soort Daf.
In de leer
Geplaatst op september 13, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
– U luistert nog steeds naar Eén Op Twee Tussen Drie en Vier Op Radio Vijf, mijn naam is Tjerk van den Nagtkaerschenmaecker en naast mij zit zoals altijd Tanja Boljé. Tanja, wat gaan we doen?
– Straks uitvoerig aandacht voor het toenemende aantal huishoudelijke hulpen dat het houtwerk overslaat, we schakelen nog even naar de geheime schuilplaats van Geert Wilders in gebouw 7B van de Kneppelhout Kazerne te Voorschoten, o, sorry, dat had ik natuurlijk niet mogen zeggen…hahahaha!
– Hahahaha! ‘T was ook maar een grapje, hahaha! Hé, tóch, Tanja?
– Ja natuurlijk, het was een grapje. Daar zit íe helemaal niet.
– Nee. Hij zit héél ergens anders.
– Dat allemaal straks, maar nu eerst de vraag: de islam, moet die zich eigenlijk aanpassen aan Nederland? Daarover een discussie met de heer Eshan Jami, oprichter van het comité van ex-moslims, met de heer Jani Ashani, imam in de Haagse Schilderswijk, de heer Wadi Yamani, imam te Overschie, Ali van der Schalie, imam van de Westergas Moskee, de heer Keshan Pantani, imam…
– Khatib.
-…excuus, Khatib van de Jafari-moskee te Voorschoten, de heer Jami Afsin, imam in Amsterdam Slotervaart, Afshin Rabani van de Kritische Islamieten Nederland, en last but not least de heer Behnam Taebi, ook oprichter van een comité van ex-moslims, maar weer een ander comité dan dat van de heer Jami.
– Meneer Pantani, moet de islam zich aanpassen?
– Tja, dat hangt ervan af wat je onder islam verstaat. Heb je het over de walabieten of de halafisten?
– Wat is het verschil?
– De walabieten aanvaarden het gezag van de grote kalief niet, ik noem maar iets. En ze geloven bijvoorbeeld niet dat er dertien maagden op de punt van een naald kunnen, zoals de halafisten.
– Geen nááld, een ikhbir staat er, dat is een soort ouderwetse breipen!
– Nou en? Kunnen ze daar dan wel op?
-Is dat het verschil tussen de walabieten en de halafisten?
-Nee, tussen de sjoenieten en sifieten. Dat heeft te maken met de honderd dagen in de woestijn, toen Mohamed besloot voor zichzelf te beginnen en nooit meer te drinken. De sjifieten geloven dat niet.
– Dat is ook onzin. De geit heeft gesproken, en die zei: daar en daar ligt een boek, en dat was de Koran, zo simpel is het, en al die sprookjes van de mitsjoebieten en de malafisten – lariekoek.
– Onzin, als Humus Haqhbar zich toen een beetje normaal gedragen had was die hele zaak nooit zo geëscaleerd, dáár ging het om.
– En de Idabieten dan? Die weigerden toch ook om de steen aan te raken? Die gingen toch ook blootsvoets? Die hebben toch ook de gelofte van de twaalfde dag gedaan?
– Belachelijk, de Ibadieten zíjn helemaal geen islamieten! Als we zo gaan beginnen…dan kunnen we de Hare Krishna en de Rozenkruizers ook wel islamitisch gaan noemen.
– Kijk, dat is nu precíes die dogmatische, onverdraagzame houding van de Kalimieten die gewoon niet meer van deze tijd is. Verschil van mening is een zegen voor de gemeenschap, zei de profeet in de grot van El Wahibi.
– Waar staat dat? Waar staat dat?
– Heren!
– Of wilt u soms terug naar de duistere tijden van het Grote Kalifaat? Hè? Hè?
– Meneer Jami, als u dit zo hoort, wat denkt u dan? Blij dat u eruit bent?
– Eh ja, zeker. Dit soort theologische haarkloverij…vreselijk.
– En meneer Taebi, u ook?
– Ja, zeker. Het was een enorme bevrijding.
– Waarom eigenlijk twee comités van voormalige moslims? Wat is eigenlijk het verschil? Ex is toch ex?
– Ja nou, nee, dat ziet u toch iets te simplistisch volgens mij. Zij zijn volgens mij niet ex, dat is het juist. Of ze zijn misschien wel ex, maar wij zijn veel exer.
– Goed, heren, u allen hartelijk dank voor deze discussie.
– U luistert naar Eén Op Twee Tussen Drie en Vier Op Radio Vijf.
– Zo meteen: slaat uw hulp in de huishouding het houtwerk over?
– Maar nu eerst: verkeersinformatie!
Comazuipen
Geplaatst op september 13, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
– Zullen we even de interviews doornemen, wethouder?
– Oké. Zeg het maar.
– Nou, zo direct hebben we Victor Vredestein van de Sint Oedenrodebode, over die zaak van die twaalfjarige jongen die met een alcoholvergiftiging in het Quantum ligt.
– Het wát?
– Het Quantum, de nieuwe naam van het Diaconessen Ziekenhuis. Ik heb even gesondeerd wat zijn insteek is, en
hij wil dus weten wat u hieraan gaat doen.
– Aan die nieuwe naam?
– Nee, aan het alcoholmisbruik onder jongeren.
– Hoezo, dat jochie heeft die alcohol toch per ongeluk ingenomen?
– Nee, wethouder. Hij was aan het indrinken.
– Het wat?
– Het índrinken. Het vóórdrinken, zeg maar, voor ze uitgaan, om geld te besparen.
– Twaalfjarige jongens gaan thuis zitten vóórdrinken? En daar moet de gemeente iets aan doen?
– Ja, blijkbaar.
– En als kinderen bij het eten hun vork verkeerd vasthouden, moeten we daar als gemeente ook iets aan doen?
– Het is een maatschappelijk probleem, wethouder.
– Wat?
– Dat comazuipen.
– Colazuipen?
– Coma, met een m. Komt uit Duitsland. ‘Komazaufen’, da’s een trend daar, onder tieners. Ook wel ‘Kampftrinken’, ‘wedstrijddrinken’. En dat is nu naar Nederland overgewaaid.
– Je voor de lol in een coma drinken?
– Ja.
– Tja, je bent er wel effe helemaal uit, natuurlijk.
– Ja, de term uitgaan wordt hier misschien iets te letterlijk opgevat. Maar goed, soms zijn ze zich gewoon aan het klemzuipen en gebeurt het per ongeluk.
– Juist, het klem-zuipen. Voor wie nog niet toe is aan comazuipen is er het klemzuipen?
– Zoiets ja.
– Dus een comazuiper kan een bewúste comazuiper zijn, maar ook een klemzuiper die iets te ver doorschoot?
– Ja, daar komt het op neer. Of een lamzuiper.
– De lamzuiper, die heb je ook nog? En wat doen die?
– Die zuipen zich niet klem, maar lam.
– En wat is het verschil?
– Daar is in de berichtgeving niet zo goed achter te komen. Misschien bedoelen ze met het een gewoon het ander.
– Klem, lam, lam, klem, tja … het is een nuance. Ik zou zeggen … eerst klem … dan lam … dan coma. Wat denk je? Bij klem sta je nog net overeind, bij lam lig je in een hoek en bij coma moet je aan de monitor.
– Is goed mogelijk, wethouder, is goed mogelijk. Het gaat erom dat u globaal een beetje op de hoogte van het jargon bent. Qua vinger aan de pols…
– … van de comapatiënt, ik begrijp het. En daar wil deze Vredestein het over hebben.
– Ja. Hij is de alcoholspecialist van de krant. Laatst had hij een reportage over kratjestapelen.
– Kratjestapelen?
– Ja, zo snel mogelijk bier drinken en dan een hoge toren bouwen van de kratjes. Als een soort totempaal.
– Kratje-stapelen. Ik leer veel nieuwe woorden vanmiddag.
– Vredestein wil weten wat u eraan gaat doen.
– Aan het klem-, lam- respectievelijk coma-drinken?
– Ja.
– Moet ík daar wat aan doen? Is het míjn zoon?
– Nee toch!?
– De vraag was retorisch bedoeld. Nee, als het mijn zoon was, dan wist ik het wel. Zodra hij uit die coma ontwaakte, sloeg ik hem er meteen weer in.
– Wethouder …
– Het zogenaamde coma-meppen, zal ik maar zeggen. Leer jij vandaag ook nog een nieuw woord.
Robo-tiener
Geplaatst op september 12, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Drie lezers die reageerden op mijn oproep inzake de Publieke Terechtwijzing anno 2007, schreven dat als zij zelf tot publieke terechtwijzing overgaan, zij daarbij gebruik maken van de voetbal-metafoor. Kortom: zij geven ‘kaarten.’ De meeste van hen noemen overigens alleen de gele kaart, maar dat is begrijpelijk. Dat getuigt van realiteitszin. De rode kaart, voetbalkenners weten dit, staat voor directe verwijdering uit de wedstrijd, en hoe graag wij dit soms in het openbaar domein ook zouden willen doen met een van onze ‘medespelers’, realiseerbaar is dit doorgaans niet. Je zou kunnen zeggen dat Volkert van der G. en Mohammed B. dat met Pim Fortuyn en Theo van Gogh deden, en zoals bekend vond die drastische variant van de publieke terechtwijzing bij het grote publiek weinig waardering.
Mailster Berndien Doorn deelt bij hufterigheid ook rode kaarten uit, schrijft zij, maar hoe ze dit aanpakt vermeldt haar brief niet, dus Berndien, misschien kun je ons op dit punt misschien nader inlichten? Selecteer je je slachtoffers op lichaamslengte? Of ben je zelf misschien reusachtig groot en sterk?
(Berndien meent overigens dat het woord ‘hufterigheid’ een comeback heeft gemaakt vanuit een ver verleden. ‘Ik hoorde mijn ouders dat woord nogal eens gebruiken en die waren van het begin van de vorige eeuw!’ schrijft zij. Een woord kan dus pakweg vijftig jaar ‘slapen’ en dan gewoon weer ‘ontwaken’, kunnen wij hieruit concluderen.)
Website-respondent Jacques Willemen uit Tilburg lijkt bij onwenselijk gedrag in het publieke domein ook rode kaarten te gebruiken. Over het hoe is hij kort: ‘gewoon de knots hanteren.’ Ik wil Jacques’ onverschrokkenheid natuurlijk niet in twijfel trekken maar toch heb ik zo’n vermoeden dat we hier te maken hebben met internet-lef.
Wie in het sociale verkeer een gele kaart uitdeelt geeft blijk van zijn afkeuring, maar zonder de bevoegdheden die daar bij een KNVB-gecertificeerde scheidsrechter aan ten grondslag liggen. Althans, in het profvoetbal waar je de scheidsrechter niet gewoon een muilpeer kunt verkopen als je het er niet mee eens bent, zoals op de amateurvelden wekelijkse praktijk is.
Een ander nadeel van de gekleurde kaart in het sociale verkeer is dat je maar moet raden wat de trekker precies bedoelt. Bij het voetbal gelden duidelijke regels, wie na een zware tackle geel krijgt weet dat dit vanwege die tackle is en niet vanwege afgezakte kousen. Van de lompheden die mensen in het openbaar begaan zijn ze zich vaak nauwelijks bewust. Neem het moderne verschijnsel van de Robotiener, jongeren die geen andere mensen lijken te zien omdat ze alleen oog hebben voor de targets knipperend op het display van hun netvlies, als een androide uit de film. ‘Naar Diederik om te gamen’, ‘Roeitraining, geen boete!’
Meestal is de manische blik in hun ogen genoeg voor omstanders om uit de weg te gaan, maar soms gaat het fout, bijvoorbeeld als Robotiener tevergeefs door een voetganger heen probeert te fietsen. Dan heeft hij geen idéé wat hij fout gedaan heeft, alleen dat er storing is.
‘Je kunt toch niet door iemand héén fietsen!?’
Robo-tiener knippert verdwaasd met de ogen.
‘Eh ja, nee, nee, ja, eh,… ja…, nee…eh…’
Het trekken van een kaart zou in zulke gevallen zelfs gevaarlijk kunnen zijn. Dat zie je ook wel eens in films, dat robots op tilt slaan van onbegrijpelijke informatie.
Non-probleem
Geplaatst op september 6, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
De scriptie waarmee ik ‘afstudeerde’, ergens ver in de vorige eeuw (maar nog na de tweede wereldoorlog), droeg een motto afkomstig van Hunter S. Thompson, een vermaard Amerikaans journalist die leefde van 1937 tot 2005. Niet zo oud geworden dus, en voor degenen die zijn loopbaan volgden was dat ook geen verrassing, want Thompson kon in een etmaal een hoeveelheid drugs tot zich nemen waar menigeen een leven mee toe kan en dan gebruik ik de term ‘drugs’ in de ruimst denkbare zin, inclusief suiker, rood vlees, menstruatiepillen, haarlak en hobbylijm. Thompsons geheim was dat zijn taalcentrum en zijn typspieren gewoon doorgingen als zijn centrale zenuwstelsel al lang uitgeschakeld was. Dat motto van mij komt uit het meesterlijke Fear & Loathing in Las Vegas, als Thompson zijn visie geeft op journalistieke objectiviteit:
Objective journalism is a hard thing to come by these days. We all yearn for it, but who can point the way? The only man who comes to mind, right offhand, is my good friend and colleague on the Sports Desk, Raoul Duke. Most journalists only talk about objectivity, but Dr. Duke grabs it straight by the fucking throat.
(Raoul Duke was één van Thompsons pseudoniemen.)
Joris Luyendijk, voormalig Midden Oosten-correspondent van NRC Handelsblad, heeft sinds zijn terugkeer aandacht gevraagd voor het gebrek aan ‘objectiviteit’ van de berichtgeving over de conflicten daar. De eisen van de moderne journalistiek, stelt hij, maken het onmogelijk om eerlijk en genuanceerd over die conflicten te berichten, want daarvoor moet je zoveel uitleggen en clausuleren, daar is geen ruimte voor. Luyendijk maakte furore met zijn boek over dit onderwerp, en dat heeft me verbaasd, want zijn verhaal is niet overtuigend.
Hij geeft de nodige voorbeelden van wat er misgaat in de berichtgeving over het Midden Oosten, maar nooit komt hij met een geval waarvan je denkt: ja, daar staat zelfs de meest consciëntieuze journalist machteloos. Luyendijk bekreunt zich om problemen die inherent zijn aan elke vorm van journalistiek. Manipulatie, propaganda, partijdigheid, het is the name of the game! Zijn boek, Het Zijn Net Mensen, had je ook kunnen schrijven na vijf jaar handelscorrespondentschap voor Dagblad de Typhoon, al zou dat natuurlijk veel minder aandacht trekken, maar dat is natuurlijk vooral omdat wij zo in onze maag zitten met het Midden Oosten, en een journalist die wat schuld van onze schouders neemt van harte welkom is.
In het septembernummer van Onze Taal staat een stuk van Luyendijk waarin hij zijn thema toespitst op taalgebruik. Waarom spreken de media wel van ‘bloedige aanslagen’ door Palestijnen maar niet van de ‘bloedige bezetting’ door Israël, vraagt Luyendijk zich af. Tja. Zouden er door het ontbreken van dat adjectief veel krantenlezers zijn die niet beseffen dat bezetters ook slachtoffers maken?
Of: ”Is dat stukje land ‘bezet’ of ‘betwist’, en moet het worden ‘opgegeven’ of ‘teruggeven’?”
Ik zou zeggen, Joris, beste oud-correspondent: als je daar nu nog niet uit bent, wat heb je daar dan al die jaren gedaan? Je hebt betwist land, dat als gevolg van die twist op een gegeven moment bezet kan worden. Is het land wel betwist maar nog niet bezet, dan noemen we het vooralsnog ‘betwist’. Is het tevens bezet, dan kun je het best van ‘bezet’ spreken. Nee, daarmee ontken je helemaal niet dat het betwist is, je impliceert het reeds.
Dan het tweede deel van je vraag. En de ene partij spreekt van opgeven en de andere van teruggeven, ook daar is niets geheimzinnigs aan, dat is gewoon een kwestie van perspectief. Met perspectief is niets mis, ook in journalistiek niet, als je het maar duidelijk aangeeft. Net als in een schilderij, zeg maar.
”Waarom spreekt de pers van ‘president Moebarak’ en niet van ‘dictator’ Moebarak?” Tja, beste Joris, is dat misschien omdat ‘president’ zijn titel is en dictator een kwalificatie? We zeggen toch ook ‘president’ Bush en niet ‘republikeinse redneck’ Bush? Of ‘de middels twijfelachtige verkiezingen aan het bewind gekomen’ Bush?
”Moeten we zeggen Israël of Zionistische Entiteit?’ – weer zo’n quasi-gewetensvraag.
Wat dacht je van: ‘Israël, of zoals Palestijnen zeggen: de Zionistische Entiteit’. Andersom kan ook: ‘De Zionistische Entiteit, zoals Israël door Palestijnen genoemd wordt.’ En dat hoeft echt niet elke keer hoor, Joris, als correspondent mag je er best vanuit gaan dat mensen je vaker lezen en zich bij het lezen van stuk B de kanttekeningen uit stuk A nog herinneren.
Je denkt telkens: had Luyendijk die vragen nu maar vóór zijn vertrek gesteld, dan had iemand hem een beetje kunnen bijpraten. Nu schuift hij zijn eigen worsteling met elementaire (en voor een deel denkbeeldige) problemen in de schoenen van de journalistiek als geheel.
Een journalist die moet opereren in een schimmig krachtenveld kan eigenlijk maar één ding doen: the right thing. Niet babbelen, maar proberen dwars door de rookflarden het monster bij de strot te grijpen, precies zoals Thompson zegt. Al het andere zijn krokodillentranen.
De publieke terechtwijzing II
Geplaatst op september 5, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
De meest intrigerende reactie op mijn stukje van vorige week over de Publieke Terechtwijzing (PT) kwam van iemand die zich CCCKraanvoet noemt en me een wervingposter van de Waffen-SS stuurde. Een moeilijk te interpreteren gebaar.
Dat de lezerspeiling naar de vraag ‘wel of niet interveniëren bij hufterigheid’ uitviel ten gunste van de voorstanders was overigens geen wonder: op zo’n vraag reageren ís een interventie, afzijdigheid laat zich moeilijk turven.
Het prototype van de PT dat ik beschreef, met als klassieke opening de vraag: ‘doe je dat thuis ook?’ is in onbruik aan het raken, krijg ik de indruk. Is dat wellicht de reden dat mijn PT’s nog wel eens verkeerd willen vallen, dat ik mij nog steeds van dit achterhaalde model bedien? Is het tijd voor een opfriscursus? Dat DJDTO (doe je dat thuis ook) niet meer zo effectief is als vroeger was me al opgevallen. Die vraag veronderstelt een angst om eer en goede naam van je ouders in gevaar te brengen, maar dat er thuis geen regels zijn is voor moderne kinderen eerder iets op trost op te zijn dan om zich voor te generen, vandaar dat die vraag ok steeds vaker gewoon positief wordt beantwoord. ‘Ja, thuis ook, hoezo?’
Misschien is de term ‘terechtwijzing’ op zich aan herziening toe. Terecht, het woord zegt het al, de spreker heeft het ‘recht’ aan zijn zijde, en wie kan dat vandaag nog claimen, als zelfs politieagenten op straat worden uitgelachen? Iets waar ze zelf overigens wel naar gevraagd hebben, met al die trendy uniformaanpassingen van de laatste tijd. Het wachten is op de achterstevoren gedragen politie-baseballcap en de politiebroek-met-kruis-tussen-de-knieën. Ook het feit dat ze naar de rechter stappen als ze worden uitgescholden helpt niet. Ik moest vroeger van mijn ouders zeggen ‘schelden doet geen pijn’ een basis-flinkheid die van de moderne diender kennelijk niet meer kan worden gevraagd. Maar ik dwaal af. Hoewel, misschien ook niet, misschien moet de softe, deëscalerende, stijl van de eigentijdse agent ook voor de interveniërende burger het richtsnoer zijn. Zoals briefschrijver Fred Keesen, die wel eens iemand ‘stevig aanpakt’, maar dan besluit met: ‘Zo, en nu jij. Ik ben ook niet volmaakt.’ De PT als transactie zeg maar.
‘Meneer, zou u alstublieft niet in mijn portiek willen braken? En misschien is er iets aan mij dat u niet bevalt? Wat zegt u? Een rare hoed? Ik zal kijken wat ik eraan kan doen.’
Als jongelui bij hem in de straat een vuilcontainer kapotmaken vraagt meneer Keesen belangstellend hoe ze dat toch voor elkaar krijgen, hemzelf lukt zoiets niet.
‘Een andere keer zitten ze met drieën op de motorkap van mijn wagentje. Ik: In mijn tuin staat een bankje, waar je nog veel makkelijker op zit. Wie helpt even om het te halen?
En doorgaans heb je binnen de kortste keren een zomaar zinnige babbel.’ Ja, en een stel hangjongeren op je bankje voor de deur! Meneer Keesen, bent u niet gewoon eenzaam?
Maar goed, zelf weet ik niks beter dan DJDTO, dus laat ik mij openstellen voor andere inzichten. Waarschijnlijk is een prettige verstandhouding met dat soort hangjongeren inderdaad de beste manier om te zorgen dat ze iemand anders dan jou het leven zuur maken.
Kies uw veldslagen, schreef de oude veldheer Sun Tzu reeds, en daar zit iets in.
Andere lezers gaan voor de vormgeving van hun PT te rade bij de sport; daarover volgende week.
Portemonnee kwijt (4)
Geplaatst op augustus 30, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Juist. In verband met een meervoudige bankpas- en pincode-verwisseling tengevolge van vermissing, mogelijk diefstal en de ernstige staat van financieel-administratieve onveiligheid waarin ik mijzelf en de bank hierdoor had geplaatst, kondigde mijn bank dus een ‘herbeveiligingstraject’ af, (voluit het ‘Volledig Herbeveiligingstraject Klasse III’, kortweg VHIII). Eerst werd ik van huis gehaald om samen met een speciale functionaris van de bank een bezoek te brengen aan de Burgerlijke Stand, waar kon worden vastgesteld wie ik eigenlijk was. Aangezien ik ook mijn rijbewijs kwijt was, zoals u zich herinnert zat dat eveneens in de portemonnee die op ons Franse vakantieadres zoekraakte door verlies hetzij diefstal (hetzij een combinatie van beiden), was dit extra moeilijk. Het enige document waarover ik nog beschikte om mijn identiteit aannemelijk mee te maken, was mij paspoort. Toen ik dit uitlegde aan meneer Smit, de speciale bankfunctionaris die mij in het kader van operatie VHIII was toegewezen, een ondoorgrondelijke, Aziatisch uitziende man in een trenchcoat en een jagershoedje die zich voorstelde met de woorden ‘noemt u mij maar Smit’ (vandaar), stiet hij een donkere, holle lach uit. Meneer Smit lachte om mijn paspoort. Letterlijk, maar dus ook figuurlijk. ‘U heef pasje vijotheek?’ Uiteindelijk lukte het om via ons Videoland-filiaal vast te stellen dat ik inderdaad ben wie ik claim te zijn. (Het blijkt natuurlijk mogelijk dat ik dat helemaal niet ben, maar dat bedrog is dan geheel te goeder trouw en waarschijnlijk ook verjaard.)
Toen we buiten stonden keek meneer Smit mij indringend en ondoorgrondelijk aan. Rond zijn lippen verscheen een minuscuul sceptisch lachje, als om duidelijk te maken dat zijn argwaan, diep en alomvattend was. Vervolgens begeleidde hij me naar het filiaal van de bank voor een nieuwe intake. De portier, de kassier, onze accountmanager, employees waar wij al ruim twintig jaar prettig zaken mee doen – allemaal deden ze alsof ze mij niet kenden! Ik trok mijn iPod en bekeek mijzelf in de spiegelde achterkant. Was ik nog wel ik? Ja, aan mijn spiegelbeeld was niets veranderd.
Via een zijdeur verscheen een oud-baliemedewerkster, die sinds een promotie achter de schermen werkt. ‘Dag meneer Kuitenbrouwer,’ zei ze. Op dat moment ontwaarde ze meneer Smit en bevroor. ‘Sorry, ik verwar u met iemand anders.’
‘Juist,’ sprak meneer Maalderink, een grijzende hockeyliefhebber, immer onberispelijk in krijtstreep, die al sinds mensenheugenis ons account beheert, ‘dus u wilt hier een bankrekening openen.’
‘Jan-Hein!’ riep ik radeloos, ‘Wat is er met je? Ík ben het!’
Het werd een stroef, moeizaam, gesprek. ‘Tja,’ sprak ‘onze’ accountmanager na enige tijd zuinig, ‘het is prettig dat u aan ons gedacht heeft, maar ik weet niet of wij u als cliënt kunnen aanvaarden. Ik moet dat hier intern nog even bespreken.’ Meneer Smit leidde mij weer weg. Het was een huiveringwekkende ervaring.
Thuisgekomen kalmeerde mijn vrouw mij. ‘Ik denk dat het wel mee zal vallen,’ sprak zij. ‘Vergeet niet, we hebben daar heel wat meer schuld uitstaan dan tegoeden, dus we worden vast wel weer aangenomen.’ Dat wachten we nu dus maar af.
Twee weken geleden beschreef ik de moeite die het kostte om bij de Franse gendarmerie aangifte te doen van het verlies dan wel de diefstal van een mijn rijbewijs. ‘We weten niet eens of u wel een rijbewijs hééft,’ was één van de argumenten. ‘Dat kunt u toch nagaan?’ zei ik. ‘Nee,’ sprak de wachtmeester, ‘dat kunnen wij niet.’
Juist daarom wilde ik graag een proces verbaal hebben, om in zo’n geval in elk geval nog íets te kunnen laten zien, en uiteindelijk lukte dat dus ook.
Thuisgekomen ging ik met mijn Franse proces verbaal naar het gemeentehuis. Waar het van nul en generlei waarde bleek te zijn. Om een nieuw rijbewijs te krijgen moest ik een aangifte van de Nederlandse politie hebben. Die aangifte bij de Franse gendarme was zinloos geweest.
‘Maar nu rijd je als buitenlander zonder rijbewijs door Frankrijk en de politie haalt je van de weg, wat dan?’ vroeg ik de dienstdoende ambtenaar.
‘Da’s geen probleem,’ sprak zij, ‘ze kunnen direct in de computer zien of u wel of geen rijbewijs heeft.’
Dus dat ik ooit een rijbewijs hebt gehád is een geregistreerd gegeven. Nu nog afwachten of ze daar ook willen geloven dat ik inderdaad ik ben. Anders moet ik opnieuw rijexamen doen. Dat haal ik nooit. Misschien moet ik er maar van afzien. Auto, verkopen, OV-jaarkaart aanschaffen. En dan zeggen dat het vanwege de CO2 is.
Ja, waarschijnlijk is dat het beste.
De publieke terechtwijzing
Geplaatst op augustus 29, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Het zevende woord van deze zin, hufterigheid, is op mijn scherm rood onderlijnd, dus Microsoft Word betwijfelt of het wel bestaat, maar daar vergist de tekstverwerker zich in, want het woord ligt dezer dagen op veler tong. Of zoals een lezeres op het forum van vrouw.nl het formuleert: ‘Hufterigheid is hot’
De Telegraaf pakte er onlangs flink over uit en afgelopen zaterdag besteedde ook Trouw er twee pagina’s aan. Moet je er tegen optreden, was de vraag. De meeste lezers die reageerden zijn er vóór.
Ik ook.
Natuurlijk! Wat is er nu leuker dan iemand even lekker terechtwijzen? Je reageert frustratie af én je levert een bijdrage aan de beschaving. Als dat geen win-win-scenario is weet ik het niet. Ook cultureel zou het een verlies zijn als de publieke terechtwijzing in onbruik raakte. Een kunstvorm zal ik het niet noemen, maar een waardevol oraal ambacht is het zeker. Stel je voor, een toekomst waarin niemand meer weet wat een standje is, of berisping, of een schrobbering. Daarom hier een paar basisfiguren.
‘Zeg, jij daar! Doe je dat thuis ook?’
Dit is de opening, een retorische vraag.
Variant: ‘Wat als iedereen dat deed?’
Of: ‘Zou jij het leuk vinden als iemand jou dat flikte?’
De openingsvraag moet van een zodanige bombast zijn, dat het onmogelijk is er snel een antwoord op te verzinnen. (Dit is overigens de zwakke plek van ‘Doe je dit thuis ook?’ Deze vraag appelleert aan het eergevoel, zet maak nooit je ouderlijk huis ten schande, maar sinds kinderen niet meer met dit beginsel worden opgevoed heeft hij aan kracht ingeboet. Menig modern kind zegt doodleuk ‘ja.’)
Maar doorgaans blijft een snel antwoord uit, hetgeen de berisper gelegenheid geeft tot ingebrekestelling.
‘Wat zeg je? Ik vraag je wat!’
Nu geeft de aangesprokene waarschijnlijk helemáál geen antwoord meer, en kan er nog een salvo worden afgevuurd. ‘Vind je dat normaal? Heb je geen opvoeding gehad? Of gelden de regels niet voor jou?’
Antwoorden is ondoenlijk geworden, er volgt meer stilte. Opnieuw volgt direct de ingebrekestelling.
‘Wát? Ik versta je niet. Ben je soms je tong verloren?’
Wie hierop zwijgt antwoordt in feite bevestigend en geeft de berisper een vrijbrief om door te gaan, wie ‘nee’ zegt wíl de vragen blijkbaar niet beantwoorden, zodat de berisper het zelf kan doen.
‘Juist! Dus jij weet best dat dit niet normaal is!’
Het kan natuurlijk dat de berispte partij wel direct antwoord geeft, bijvoorbeeld dat hij het helemaal niet erg zou vinden als iemand hem dit flikte, of dat hij het helemaal geen probleem zou vinden als iedereen dit deed, of dat het gewraakte gedrag bij hem thuis inderdaad normaal is. Ook dit traject dient te worden geblokkeerd.
‘O, lekker zooitje dan bij jullie.’
Of: ‘Ah, dus je spoort niet. Nee, dan begrijp ik het.’
U ziet, over de kunst van de publieke terechtwijzing valt van alles te zeggen, en dan zijn we nog maar bij de Opening. Het Afdwingen der Bekentenis, het Dreigen met Uiteenlopende Sancties en de Genadige Heenzending moeten dan nog komen. Daarover binnenkort meer. Suggesties? Graag (jan@kuitenbrouwer.org) Wellicht kunnen wij gezamenlijk komen tot een Beknopte Spraakkunst der Publieke Terechtwijzing.
Overigens, voor de manier waarop Trouw’s eigen etiquette-adviseur Beatrijs Ritsema aan het eind van dat stuk van afgelopen zaterdag nog even een veeg uit de pan kreeg ( ‘ontwijkend, onoprecht en hypocriet’) is het woord ‘hufterig’ misschien wat aan de zware kant, maar chic vond ik het niet. Dus, auteur van dat stuk: zie boven.
Portemonnee kwijt (3)
Geplaatst op augustus 23, 2007 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Dat ‘wordt vervolgd’ onder mijn stuk van vorige week was eigenlijk een vergissing, het verhaal was uit. Maar ja, hoe uit kan een verhaal zijn? Daarna gebeurde er helemaal niets meer? Het einde van het verhaal viel samen met het begin van een zwart gat? De verteller kwam om en de personages werden getroffen door geheugenverlies? ‘Uit’ onder een verhaal betekent in feite niet meer dan: ‘hier stop ik’. En dat doe ik dus niet, want belofte maakt schuld.
Nu al onze naspeuringen naar mijn verloren portemonnee zonder resultaat waren gebleven, werd het tijd om de bank in te lichten. Op een terras, voorzien van cappuccino en croque monsieur draaide ik het nummer van ons thuisfiliaal. Aan de lijn kwam een beleefde, hulpvaardige jongeman die de zaak onmiddellijk voor mij in orde ging maken, dat wil zeggen: de verdwenen kaarten blokkeren en nieuwe aanvragen. Zoals de meeste moderne tweeverdienersgezinnen hebben wij meerdere bankrekeningen, elk met bijbehorende kaarten plus nog een aantal creditcards, alles bij elkaar een behoorlijke hand kaarten, waarvan maar een deel in de portemonnee had gezeten, dus geduldig somde ik de vermiste exemplaren op, met bijbehorende rekeningnummers. Ook bleek het mogelijk om in de computer te zien welke transacties er de afgelopen dagen met die kaarten waren verricht. Een cash-opname vlak voor de grote openluchtvoorstelling in het Romeinse theater was de laatste. Daarna: doodse financiële stilte.
Dit was gunstig. Wellicht was er toch sprake van een perte in plaats van een vol, en lag mijn portemonnee nu ergens vredig en onopgemerkt te vergaan in een greppel. Of bij de police municipal natuurlijk, die geen bevoegdheid had om mij telefonisch in te lichten. Of bij de gendarmerie, waar ze die bevoegdheid ongetwijfeld wel hadden, maar na het gebeurde – zie vorige week – wellicht niet meer zo gemotiveerd waren om ons bij te staan, al was het maar omdat we dan weer langs zouden komen. Of toch ergens bij de Bar op het plein? Of bij de Super-U, of de Lidl? Al die plaatsen was ik langsgegaan, zonder resultaat. (Bij de Lidl hadden ze geen chef. Drie caissières, dat was het. Zo hou je de prijzen laag! Sommige dingen zijn zo eenvoudig.)
Twee weken later waren we thuis. Bij de post diverse bankenveloppen met kaarten. Plus een stel van die geblindeerde computerenvelopjes waarin je pincodes opgestuurd krijgt, ongezien door enig menselijk oog. Dat had de bank snel geregeld! Helaas, het gesprek met de behulpzame jongen van de servicedesk was toch minder succesvol verlopen dan het leek. Ik vermoed dat hij bij het noteren van de diverse kaartnummers de indeling WEL/NIET gehanteerd heeft, en later niet meer wist of dat nu stond voor ‘verwenen’ of juist ‘aanwezig.’ Van alle niet-vermiste kaarten had ik nu twee exemplaren, en van de vermiste nog immer nul.
Ik stak de hele collectie op zak en ging naar mijn plaatselijke bankfiliaal. Een baliemedewerkster excuseerde zich uitvoerig voor de verwarring, bestelde direct opnieuw de ontbrekende kaarten, knipte de oude, inmiddels ongeldige kaarten door en zond mij heen met een keurig gesorteerd setje van geldige, functionerende kaarten met bijbehorende pincode. De volgende dag probeerde ik met één van die kaarten een zakenlunch af te rekenen. Beschroomd kwam de ober terug en op de discrete wijze die direct verraadt wat er aan de hand is fluisterde hij me in het oor dat de kaart was geweigerd. Ik gaf hem een andere, en even later was de ober er alweer, met dezelfde geprangde blik. Of ik de baliemedewerkster bij haar sorteer-en-doorknip-actie nu van haar apropos heb gebracht of dat ze zelf op het kritieke moment een denkschakel omkeerde, ik weet het niet, maar de gevolgen zijn verschrikkelijk.
De bank heeft ons nu in een speciaal ‘Herbeveilingstraject’ opgenomen.
Toen ik dit aan een vriend vertelde betrok zijn gezicht. Hij heeft iemand gekend die dit ooit heeft meegemaakt. Onderdeel van de procedure is in elk geval een huisbezoek door een speciaal saneringsteam, een soort administratieve Rentokill, dat álle bestaande kaarten, passen en pincodes inneemt, tot de Penniemaatpas van de kinderen aan toe, waarna de hele zwik ter plaatse in een klein, speciaal verbrandingsoventje wordt vernietigd. En dat is nog maar het begin.(wordt vervolgd)
« ga terug — volgende pagina »