Ornaat
Geplaatst op september 22, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
‘En daar is mevrouw Peijs, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. ‘
‘Ja. Zij is gekleed in een deux-pieces van geplisseerd zeemleer, afgezet met fluorescerend klittenband. Een… wat zal ik zeggen, originéle combinatie. Ook haar hoofddeksel mag apart genoemd worden, het is een soort tiara van glaswol, pur-schuim en glasscherven, een materiaalkeuze die lijkt te verwijzen naar haar portefeuille, de volkshuisvesting.’
‘Ja. Ook door de manier waarop het ruimtelijk geordend is.’
Lees verder
Paracetam(w)ol
Geplaatst op september 16, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Kleine J. zat op de bank. Ze zag bleek en keek dof voor zich uit.
Keelpijn. Ze bleef een dagje thuis, in bed, met paracetamol. Die avond was er geen verbetering, de volgende ochtend had ze verhoging, dus er werd een dagje aan vast geplakt. Maar de verhoging liep op en mijn vrouw nam haar mee naar de dokter. Hij zag er slecht uit. ‘Een virus,’ zei hij. ‘ik zou eigenlijk in bed moeten liggen, maar ik kan moeilijk zomaar ineens de praktijk sluiten.’ Kleine J. had volgens hem hetzelfde, de symptomen klopten precies. Kwestie van bed houden, veel drinken en nu en dan een paracetamolletje.
‘Dat gaat bij ons wel anders,’ sprak Mirina, onze schoonmaakster, die uit Servië komt. ‘Daar proppen ze je meteen helemaal vol met medicijnen. Krijg je voor het minste of geringste antibiotica. En voor je het weet ben je alleen maar nóg zieker, terwijl het waarschijnlijk ook vanzelf over was gegaan.’
Er leek een lokale echo door te klinken in haar woorden, van haar eigen Nederlandse huisarts bijvoorbeeld, die haar eens had uitgelegd hoe werkelijk moderne eerstelijns geneeskunde in z’n werk gaat. Ik knikte tevreden. Ja, zo doen wij dat in Nederland.
Het bezoek aan de huisarts was donderdag, op vrijdag ging de verhoging over in koorts en toen die op zaterdag tot boven de 40 graden steeg nam mijn vrouw haar mee naar de doktersdienst.
‘Ho, dit is geen virus,’ zei de dienstdoende arts, ‘dit is angina. Daar moet een Broxil-kuur tegenaan.’
Broxil, ik had mijn dochter erover verteld. Dertig jaar geleden kreeg je dat al bij angina: zwart-lichtgele capsules, een kuur van tien dagen, volledig af te maken, ongeacht je herstel. En inderdaad, zoals Mirina zei: al was je na vijf dagen beter van de ziekte, na vijftien dagen was je pas beter van het medicijn.
Toen ze terugkwamen stak mijn dochter haar hand uit en opende hem. Daar lagen ze: nog steeds dezelfde zwart-gele capsules. Ze glimlachte moeizaam. ‘Zo vader, zo dochter.’
Die zondag: geen verbetering. Integendeel, de koorts hield aan. Als een triest hoopje lag ze op bed, aan één stuk huilend.
‘Wat voel je schat?’
‘Ik weet niet meer wat ik voel.’
Ze had aftes in haar mond en een wondje aan haar duim werd rood en begon te ontsteken. Met zakjes ijs op haar voorhoofd en in haar hals drukten we de temperatuur. Alleen vanillevla kreeg ze nog weg.
We kregen vrienden op bezoek die het verhaal vertelden van Carl, de broer van een goede vriend. Carl, 40, voormalig squashkampioen, woonde alleen. Werd ziek; koorts, misselijk, buikloop. Belde de dokter. Waarschijnlijk voedselvergiftiging, zei die. Onder de wol, paracetamol. Carl werd zieker. Hogere koorts, hield niets binnen. Bezorgde vrienden belden de dokter en vroegen hem langs te komen. Kon niet.
Carl werd nog zieker. Zakte nu en dan weg. Inmiddels was het weekend. Vrienden belden de doktersdienst en vroegen om een huisvisite. Kon niet. Opnieuw telefonische diagnose: ja, voedselvergiftiging. Carl raakte buiten bewustzijn. Vrienden belden een ambulance. Kwam niet, geen officiële indicatie. Toen brachten ze hem zelf maar naar het ziekenhuis. Op zondagavond, na lang wachten, werd hij opgenomen, half in coma. Op maandagochtend was hij dood. Ontsteking van de alvleesklier.
Echt het soort verhaal dat je wilt horen als je zelf een kind in bed hebt met hoge koorts.
Maandagochtend gingen we terug naar de huisarts, die inmiddels zelf met zijn virus (?) in bed lag. ‘Ho, dit is geen gewone angina meer,’ zei de waarnemer. ‘Slijmvlies en klieren zijn nu ook aan het ontsteken. We moeten uitkijken dat zich geen abces ontwikkelt.’
Ik zag kleine J. schrikken. ‘Een abces?’ piepte ze, ‘maar dat is toch …?’
Toevallig had ik haar onlangs uitgelegd wat een abces is, en hoe gevaarlijk het kan zijn, vooral dicht bij de hersenen. In je kaak bijvoorbeeld, of in je keel. Ze kreeg een zwaar breedspectrum antibioticum, zo een dat alles te lijf gaat, inclusief je darmflora.
De koorts nam af, de ontstekingen verdwenen, de eetlust kwam terug en afgelopen maandag, na tien dagen, nog slap van de bijverschijnselen, ging ze weer naar school.
Mirina kwam weer schoonmaken. Terwijl ze het relaas aanhoorde was de verwarring van haar gezicht te lezen. Dat verlichte ideaal van de interventieschuwe geneeskunde, van less is more en eerst maar eens onder wol met wat paracetamol, had blijkbaar toch ook zijn nadelen. Het traditioneel-Servische pillenbombardement was misschien zo gek nog niet.
Zelf werd ik destijds om een of andere reden overgeslagen bij het amandelenknippen, en een paar jaar geleden, toen kleine J. zo oud was, gold de ingreep als achterhaald. Net vorige week verscheen een onderzoek dat dit nog eens bevestigde. Ook zonder amandelen kun je angina krijgen maar uiteindelijk groei je eroverheen, met of zonder amandelen. ‘We blijven ze gewoon knippen,’ verklaarden de KNO-specialisten een paar dagen later. ‘Sommige artsen laten zich leiden door financiële overwegingen’ zei een KNO-arts uit het Boven-IJ-ziekenhuis. ‘De enige die daar iets mee opschiet is de dokter.’
Tja, maar wie garandeert ons dat de voorstanders van het Afwachten & Uitzieken niet ook een financieel motief hebben, maar dan andersom? De een verdient het meest aan ingrepen, de ander aan sussende consultjes. De een kan factureren zoveel hij wil, de ander is gebonden aan volumes, prioriteit en budgetten. Zo krijg je de geneeskunde die de aanbieder het beste uitkomt.
Herfstwijn
Geplaatst op september 14, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
De supermarkt had van de zomer een witte sauvignon die wij lekker vonden. Laatst ging ik nog een doosje halen, maar hij was er niet meer. Toevallig kwam net de manager langs. ‘Ah, u bedoelt de zomerwijn,’ zei hij, ‘ja nee, die is er niet meer. Het is ook alweer september hè?’
Hij wees op een andere wijn-aanbieding. Net als van de zomer in Griekenland zei het bord. Er was ook nog een bord Net als in Toscane.
Juist.
‘s Zomers drinken we zomerwijn, daarna drinken we nostalgische zomerwijn, die alleen in de herfst verkocht wordt.
‘Maar ik wil Net als van de zomer in dit filiaal, sputterde ik, maar de manager liep alweer door.
Lees verder
Drie Lampjes
Geplaatst op september 9, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
‘Nee hè!’
‘T is er schat?”
‘De fietsbroek, het lottoballenbuisje en de cornetto knipperen weer!’
De fietsbroek, het lottoballenbuisje en de cornetto zijn drie van de symbolen op het display onze espressomachine.
Dit zijn ze:
(De cortnetto is bij nader inzien misschien meer een stop.)
Elk symbool staat voor een bepaalde functie. Als de fietsbroek rood knippert ‘staat de deur van de percolatie-eenheid open’, zegt de handleiding. Het zal dus wel iets anders voorstellen dan een fietsbroek, maar daar lijkt het nog het meest op. Het lottoballenbuisje heeft te maken met kalk. Ik denk dat het een waterleiding is met brokjes kalk erin, maar die zijn keurig rond en rollen op gelijke afstanden door de buis, zoals bij de lottoballetjesmachine. De cornetto heeft te maken met de waterzuivering. Misschien is het filter cornetto-vormig, ik heb het nooit gezien.
In de gebruiksaanwijzing staat bij elk symbooltje wat de storing is en hoe je die op kunt lossen. Bij drie symbolen tegelijk staat alleen maar: ‘Bel onmiddellijk de Hotline.’
De eerste keer dat dit gebeurde was in het weekend. Ik belde de Hotline, een nummer in het buitenland, zo te zien. Een Duitssprekend bandje vroeg of ik in kantoortijd wilde terugbellen. (Zo hot is die line dus ook weer niet.)
Die maandag belde ik opnieuw. Een Duitse mevrouw nam op. ‘Stimmt’ zei ze, ‘wir sind die Espresso Hotline.’
‘Werde es nich händiger sein als ich iemand in Holland bellte?’ vroeg ik.
‘Nein nein,’ zei frau Hotline, ‘wir können Sie helfen. Was ist los?’
‘Er tut nichts mehr und wir haben drei brennende leuchtschen.’
‘Ach so. Und welche leuchte sind das?’
‘Eh ja, dat sind eh, die Fahrradhose, das Tottolottoballenbeuschen und die Cornetto, ja?’
‘Das wás?’
‘Das heist, ich meine, es gbit, eh…do you speak English?’
‘Eh yes.’
‘Well, we have three blinking lights. One looks like a pair of cyclingtrousers, the other is like, eh, well you know, the eh, toto-lotto-ball-machine?… and the third…’
‘Please repeat that bitte.’
‘So you don’t really speak English?’
‘Well, it’s a little bit technical…’
‘Yes indeed. Is there anyone that speaks technical English?’
‘Warte mal please bitte sir.’
Er kwam een man aan de lijn.
‘Hallo ja? Wot is yor problem? Do you speak German?’
‘Wait a minute, you are a Hotline but nobody speaks English?’
‘Ze line is hot?’
‘Never mind, don’t you have a number in Holland?’
‘What is ze name of your machine?’
‘Benvenuto. ‘
‘Esperanza? We don’t know that machine. How big is it?’
‘Twentyfive by thirtyfive by fifty cetimeter, perhaps?’
‘I think you have the wrong number. We are twentytwo, thirty…’
‘Wait a minute. Doesn’t Bosch have a number in Holland?’
‘Please wait bitte.’
Ik kreeg een nummer, in Den Haag, en draaide het.
‘Siemens Nederland, wat kan ik voor u doen?’
Ik deed of m’n neus bloedde en vertelde over de drie knipperende symbooltjes.
‘U bedoelt de boxershort, het pacmantunneltje en de looplamp?’
Dat zouden de wielerbroek, het lottoballenbuisje en de cornetto wel eens kunnen zijn.
‘Eh…ja?’
‘Dan kunnen wij u niet helpen.’
‘Maar…’
‘Ik geef u het nummer van onze Hotline. Even kijken, hoe groot is de machine?’
Regentips
Geplaatst op juli 14, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Nu de zomer hoofdzakelijk regenachtig weer lijkt te gaan brengen, is het misschien nuttig wat suggesties op een rij te zetten over hoe u en de kinderen zich bij een dergelijk weertype toch kunnen vermaken. Laten wij niet vergeten dat het verheerlijken van de zon en het verfoeien van regen een typisch Noord-Europees aanwensel is. We hoeven maar naar Afrika te kijken om te zien hoe regen ook heel anders beleefd kan worden. Ook het milieu zal er bij gebaat zijn wanneer wij deze culturele reflex leren doorbreken. Onze massale trek richting zon kost elk jaar immers weer een enorme hoeveelheid fossiele brandstoffen, met alle gevolgen vandien voor de ozonlaag en zo.
McDocu
Geplaatst op juli 13, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Vorige week donderdag. In zijn functie als tijdelijk voorzitter van de EU ontvangt Jan Peter Balkenende de president van de Oekraïne Leonid Koetsjma. Het NOS-Journaal doet verslag. Vanaf het begin is de toon suggestief: onze premier doet zaken met een kwalijke figuur! (De bewering dat Koetsjma telefonisch opdracht gaf tot de ontvoering van een journalist wordt gepresenteerd als vaststaand feit.) De pointe van het item ligt voor de hand, zó voor de hand dat je denkt: nee, dat zou te banaal zijn, er zíjn grenzen, zelfs voor het Journaal. Maar nee. Daar is hij, de verslaggever, bij de persconferentie, en hij vraagt: ‘Meneer Balkenende, uw ontmoeting met deze politicus, hoe verhoudt die zich eigenlijk tot uw pleidooi voor waarden en normen?’
Goedkoper kan het niet – of het zou gratis moeten zijn.
De volgende dag. Netwerk. Portret van Morgan Spurlock, maker van de film Super Size Me, een verslag van hoe hij dertig dagen uitsluitend McDonalds-voedsel at en in een geestelijk en lichamelijk wrak veranderde. De film trekt volle zalen, Spurlock reist de wereld rond en hoopt, zoals hij een Nederlands gehoor voorhield, dat Europa ‘de fastfoodcultuur nog in de kiem kan smoren’. Dat het daar een beetje laat voor is – McDonalds en andere fastfoodketens zijn hier al zeker twintig jaar actief – weet hij blijkbaar niet. De gemiddelde Amerikaan is een tikje achterlijk en licht hysterisch als het om voedsel gaat, en deze filmer vormt daarop kennelijk geen uitzondering. Vijfduizend McDonald-calorieën per dag neemt hij tot zich, bijna drie keer zoveel als een mens nodig heeft. Is het vreemd dat je je dan onprettig voelt? Hij eet als hij geen honger heeft. In plaats van water, thee of koffie, allemaal verkrijgbaar bij McDonalds, drinkt hij er mega-porties frisdrank bij. Als er gevraagd wordt of hij zijn bestelling wil ‘supersizen’, zegt hij altijd ja. Dat hij op een gegeven moment moet kotsen (na zich tegen heug en meug te hebben volgepropt), wat zegt dat méér dan dat elke menselijke maag zijn grens heeft? Gaat deze film eigenlijk wel over McDonalds, of over stupiditeit? Wie is deze man uberhaupt, hoe waren zijn eetgewoonten vóór die dertig dagen (zijn vriendin is ‘vegan chef’), al die dingen die hij ‘voelt’, hoe weten we of dat niet ingebeeld is, de arts die zijn ‘klachten’ constateert, wie is dat precies? De ene vraag na de andere schiet je te binnen – en Netwerk stelt ze geen van alle. Spurlock kan ongehinderd zijn promo-babbel afsteken en vervolgens wordt de woordvoerder van McDonalds nog even op de bekende flauwe wijze voor aap gezet door vooral z’n versprekingen achter elkaar te monteren.
Het is als bij dat Journaal-item over Balkenende en Koetsjma: zó makkelijk zullen ze zich er niet vanaf maken, denk je nog even hoopvol, en nee hoor, ja dus.
Deze Morgan Spurlock, las ik op de website die onderdeel vormt van de agressieve mediacampagne die Super Size Me begeleidt, maakte eerder I Bet You Will voor MTV, waarin mensen met geldsommen verleid worden extreem gore dingen te doen. Nee, dit is een integere, zorgvuldige documentairemaker, die gewetensvol met zijn onderwerp omspringt en wars is van hype, sensatie en effectbejag, dat blijkt uit alles. Echt een man om te vertrouwen.
Het is de tragiek van Amerika: they never know what hits them. Tegen de tijd dat ze erachter komen dat Big Macs niet uit broccoli worden bereid lopen ze alweer ongemerkt in de tredmolen van de volgende bedrijfstak die ze knollen voor citroenen verkoopt, in dit geval media.
Let op: over twintig jaar zijn Amerikanen net zo hysterisch over informatie als ze nu zijn over eten. Met dank aan fantasten als Morgan Spurlock. En Michael Moore, die ongetwijfeld een groot voorbeeld voor hem is.
Wat Europa in de kiem zou moeten proberen te smoren is niet de opmars van McDonalds, maar van de McDocu. Dankzij oud-wereldse deugden als scepsis, relativeringsvermogen en gezond verstand is junkfood hier een relatief marginaal verschijnsel gebleven, en je mag hopen dat het met de media net zo zal gaan. maar de rommel die rubrieken als het Journaal en Netwerk soms serveren, stemt weinig hoopvol.
In het boekenkatern van The Guardian las ik van het weekend een samenvatting van What the Media Are Doing to Our Politics van de Britse journalist John Lloyd. De media, stelt hij, beginnen een destructief effect te krijgen op de democratie. De pers pretendeert ‘de macht’ te controleren, maar is de laatste jaren zelf ook steeds meer een macht geworden, die aan niemand verantwoording schuldig is. (Als machthebbers hun gedrag laten beoordelen door soortgenoten rept de pers dadelijk van ‘belangenverstrengeling’, zelf benoemen ze eigen redacteuren tot ‘ombudsman’).
Door bestuurders standaard te benaderen als oplichters, door voortdurend te jagen op aanwijzingen die dat vooroordeel bevestigen, door tijdrovend feitenonderzoek in te ruilen voor goedkoop, suggestief commentaar (‘comportage’ noemt Lloyd dat), krijgt de burger niet de informatie die nodig is voor een zinnig beeld van de samenleving.
Ook Lloyd ziet een parralel tussen de voedselindustrie en de media. De moderne journalistiek is een fastfood-cultuur, stelt hij, en zoals in reactie op fastfood een aantal jaren geleden de ‘slow-food’- beweging opkwam, wordt het volgens Lloyd bij de media ook tijd voor een dergelijke ontwikkeling.
Wat de maker van Super Size Me beweert is allemaal waar.
Het slaat alleen niet op zijn onderwerp, maar op hemzelf.
Hysterisch Perspectief
Geplaatst op juli 7, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
DEN HAAG, WOENSDAG 8 JULI 2007. – Bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is opnieuw een conflict ontstaan over het rapport ‘De Opvliegende Hollander’, waarvan de verschijning, oorspronkelijk gepland voor dit voorjaar, al verschillende keren is uitgesteld. Het onderzoek, met als ondertitel ‘Nederland in hysterisch perspectief’, werd eind 2004 gestart in opdracht van het kabinet, om antwoord te krijgen op de vraag waarom het publieke discours in Nederland de laatste jaren een steeds hysterischer karakter lijkt te krijgen.
Lees verder
Rock ‘n’ Roll
Geplaatst op juli 7, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Zaterdag 26 juni 2004.
Zeilschip De C., een sloepgetuigde eenmaster van 37 voet, fabrikaat CR Yachts Zweden, vaste ligplaats Vlissingen, vaart uit om 23.45 uit.
Bemanning: vier. D. en B. voeren het gezag, T. en ik zijn stuurman/vrouw, daarnaast ben ik hofmeester (dwz: kok). Koers: West-Zuid-West. Het plan is in een week via de Vlaamse naar de Noord-Frans kust te zeilen, van daar over te steken naar Zuid-Engeland en van daaruit terug over te steken naar Vlissingen.
In onze zeilpakken hebben we in het café van Guus, de havenmeester van Vlissingen, naar de wedstrijd Nederland-Zweden gekeken, klaar om direct daarna bij hoog het eerste water te vertrekken. Maar het werd verlenging, twee helften, en toen nog een penalty shoot-out – het is na middernacht als we vertrekken, geen maan.
Als we de hele nacht doorvaren kunnen we morgenvroeg in Duinkerken zijn. We stellen een wacht in: drie uur op, drie uur af. D. en T. beginnen. Vrijwel geen wind, we moeten op de motor.
Ik slaap niet, blader wat in Zeilen, maandblad voor de liefhebber. Verschrikkelijke reportage over drie jongens die een jacht van Bretagne naar de Carribean zouden brengen, een delivery, in de haven niet naar het weerbericht keken, het Franse weerbericht op de radio niet konden verstaan en bij nacht blind een zware storm invoeren. Ze keerden om, maakten in de chaos een navigatiefout en werden op de rotsen gesmeten. Eén man dood, de andere twee ternauwernood gered. Alle drie begin twintig. Ze kenden elkaar niet, een team geformeerd via een advertentie, voor die ene reis. Vlak voor vertrek hebben ze nog hun zeilmessen zitten vergelijken, vertelt een van de overlevenden. Je ziet het voor je: de Jackass-generatie.Drie stoere gastjes die niet voor elkaar onder willen doen. Been there, done that. Fuck het weerbericht, weerberichten zijn voor watjes. Wij zijn wicked, wij zijn extreme, wij zijn hardcore. Wij gáán.
Fijne lectuur, als je zelf net ‘s nachts bent uitgevaren.
Zondag 03.00 uur. Tweede wacht. Nog steeds op de diesel. Het is opgeklaard, de maan is verschenen, als een vaagrode schijf aan de hemel. Knokke, Blankenberghe, De Haan. Eerst de plompe, donkere vormen van haven en industrie, dan het fijne, lichtere werk van strandhotels en appartementengebouwen.
04.30 uur. Genoeg wind! Het monotone motrische geknor maakt plaats voor echte muziek, met schip zeil en zee als ritmesectie. Ten zuiden van Oostende begint een soort Bijlmer: een muur van hoogbouw, wel acht kilometer lang. Middelkerke, zegt de kaart. Nooit van gehoord.
09. 00 uur. Eigenlijk is het weer mijn wacht, maar D. en B. en T. zijn zo enthousiast met het schip en de planning in de weer dat ik ze maar even laat. Tegen elven zijn we in Duinkerken. We tanken diesel, douchen in het havengebouw en zoeken een bakker voor vers brood.
‘Ze zeilt mooi hoor,’ zegt B. ‘Lekker schip.’
D. straalt. Hij heeft deze boot net gekocht en ziet zijn keuze natuurlijk graag bevestigd door een pro. En dat is B. Hij heeft zowat alle wereldzeeën bezeild op zowat alle typen schepen. Zijn oordeel kan serieus genomen worden.
De verwachting was matige zuid tot zuid-oosten wind, ideaal om het kanaal over te steken, maar de wind is zuid-west en bovendien stevig, dus van oversteken kan geen sprake zijn. Niemand voelt voor een stopover, we besluiten verder de Franse kust af te zakken, tot het kan.
Op naar Calais.
Het wordt een helse tocht. We hebben drie factoren tegen: we zeilen aan de wind (zwaar), de stroming loopt tegengesteld aan de windrichting (‘wind-tegen-tij’, extra zwaar), en de windkracht is niet vier tot zes (matig tot krachtig), zoals voorspeld, maar zes tot acht (krachtig tot stormachtig). Omstandigheden waarbij de gemiddelde recreatiezeiler thuisblijft. Maar wij zijn onderweg, en omdraaien, zo kort na vertrek, nee.
Het schip stampt en rolt als een luciferdoosje in een wasmachine. Ondanks de zware gang maken we soms 10, 11 knopen! Iedereen is in zijn zwaarste zeilgoed, reddingsvesten om, lifeline gezekerd aan de railing. De buiskap biedt nog enige beschutting, maar aan het roer krijg je af en toe een halve badkuip zeewater over je heen.
Heeeeeeee-haw!
Dát is hardcore. Dit is extreme. Geen betere manier om het vijftigjarige bestaan van de rock and roll te vieren. Het is van oorsprong tenslotte een scheepsterm. (Er wordt wat sceptisch gekeken als ik dit beweer, maar het is zo. Stampen en rollen, de twee basisbewegingen van een schip, in het Engels: rock and roll.)
Mijn ontbijt vliegt overboord, en niet van m’n bordje. Voor zeepillen is het te laat, die hou ik niet meer binnen. Kotsen dan maar.
‘Ik zou wel trek in een Cup-a-Soupje hebben,’ roept B. boven het geraas uit. ‘Wat dacht u ervan, hofmeester!?’
18.00 uur. Ook bij Calais is er nog geen wind om over te steken. We gaan de jachthaven in. Morgen verder de Franse kust af, het zal wel moeten, en dan oversteken naar Eastbourne of Brighton. Bij een restaurant aan de markt informeren we naar een mogelijkheid om de wedstrijd Tsjechië-Denemarken te zien. ‘Café de Paris, Café de Paris!’, wijst de gerant nerveus naar een zijstraat en duwt ons naar buiten, alsof we een stel hooligans zijn. We zien er inderdaad wat verwilderd uit, zie ik in een etalageruit.
De Franse aanwezigen in Café de Paris keuren het scherm haast geen blik waardig. Voor hun is de lol eraf. In Engeland zullen we hetzelfde zien.
Maandag 28 juni. Calais-Boulogne, 22 mijl. (Een zeemijl is 1.8 kilometer) Een eitje. Tot aan Kaap Gris-Nez varen we strak aan de wind en is het zwaar, daarna, met een meer zuidelijke koers, maken we snelheid, zodat er tijd is voor een wandeling door Boulogne voor we aan tafel gaan.
Het restaurant dat er vanaf de straat zo lekker uitzag valt een beetje tegen – afbakbrood, ovenfrites, bevroren boter – maar de Pernand Vergelesse maakt veel goed.
Op de terugweg passeren we een friteskraam. Twee mannen staan zo enthousiast te eten dat de mayonaise op hun neus zit. ‘Zeg hallo daar!’ roept een van hen, ‘hebben jullie soms een half brood over?’
Een uur later meldt hij zich aan boord, een ietwat kakkineuze levensgenieter – ‘z-z-p-er, zeg ik altijd, zelfstandige zonder personeel, haha!’- bezig met een rondje Noordzee, net als wij.
In onze gesprekken zal hij voortleven als ‘Prins Krentebol’, naar zijn verrukte reactie toen we hem behalve het gevraagde brood ook nog een paar krentenbollen toestopten.
Wij mikken voor morgen op Dieppe, Prins Krentebol wil doorzetten naar Fécamp, dertig mijl verder, waar een ‘verdomd aardig bistrootje’ zit.
& zo gaat het logboek verder.
We bereikten Dieppe, de wind keerde en we maakten de oversteek naar Eastbourne, een soort Almere Haven aan de Britse Zuidkust, waar we in een café naar Portugal-Nederland keken en getroost werden door Engelse stamgasten (die Frisk ook fucking unfair vonden), waarna we doorvoeren naar Dover, waar Griekenland de Tsjechen uitschakelde. De wind nam weer toe, Zuidwest 4 tot 6, zei de weerkaart. ‘Dat wordt 6 tot 8’, zeiden we meteen. Vrijwel alle windvoorspellingen van de afgelopen dagen werden fiks overtroffen. Ook deze.
Vereenzaamde echtgenotes belden bezorgd op vanaf de Nederlandse kust, waar ze zich nauwelijks staande konden houden in de wind. Daar, ergens in dat razende grijs, waren hun mannen. Ging dat wel goed?
‘Geen zorgen!’ riepen wij, ‘we komen eraan.’
We hesen de zeilen en met veertien, soms vijftien knopen vlogen we ze tegemoet.
Als we aankomen hebben we 390 mijl gevaren in zeven dagen, inclusief volledige stopdag.
Guus, de havenmeester van Vlissingen, draait persoonlijk de brug voor ons open.
(meer volgt)
Nare Mannetjes
Geplaatst op juli 1, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Een belangrijk item op mijn verlanglijstje kon ik vorige week doorhalen. Het luidde: ‘Dat iemand nog eens goed uitlegt wat een naargeestig mannetje wij er als nationale komiek op nahouden.’ Ron Kaal deed het jaren geleden al in Esquire, ikzelf deed het ooit in Nieuwe Revu en vorige week deed J.A.A. van Doorn het zeer afdoende in HP-De Tijd. Hoera! Hulde!
Het klinkt misschien overdreven, maar Youp van ‘t Hek zou voor mij een reden zijn om te emigreren. Niet het bestaan van de man zelf, van hem is er tenslotte maar één, maar al die duizenden mensen die bereid zijn in een slaapzak voor een theater te gaan liggen om een kaartje voor een van zijn shows te bemachtigen! En, misschien nog het ergste, dat er mensen zijn die naar je toe komen, je de hand schudden, een biertje aanbieden, zeggen dat ze je een liefheber van je stukken zijn en dan de fatale woorden spreken: ‘Net als Youp van ‘t Hek, ook zo goed.’ Dat er boekhandelaren zijn die voorleesavonden organiseren, bij de ingang van het zaaltje een tafel vol door jouw geschreven boeken plaatsen, plús een paar bundeltjes van Youp van ‘t Hek, en dan zeggen: ‘T is tenslotte ongeveer dezelfde doelgroep.’
Aargh!
Op zo’n moment zou ik willen dat ik zo’n soldaat was die je wel eens in films over de Tweede Wereldoorlog ziet. De slag is voorbij, de troepen zijn al weer op weg naar het volgende front, en dan is het zijn beurt. De man met de vlammenwerper. Rustig komt hij het beeld ingewandeld, kijkt wat er nog leeft of overeind staat dat toch beter dood of kapot kan, en zet het in brand.
Daar kan ik wel eens naar verlangen, naar zo’n ouderwetse WOII-vlammenwerper. Geen houwitser of bazooka, geen lawaai, geen stof, geen gedoe, geen tegenstand. Alleen jij… en de vlammenwerper. Je richt, knijpt de handgreep in, en op je gemak bedek je het doelwit met vuur. Onderdelen die niet direct vlam willen vatten werk je nog een beetje bij. Tot alles brandt.
‘U hoeft niet meer naar de hel, wij brengen de hel bij u.’
Natuurlijk verlang ik ook naar mooie dingen, naar liefde, naar harmonie, naar schoonheid en vrede, maar nummer één blijft toch wel geweld. Nou goed, in de top drie, laten we het daar op houden. Alle mannen hebben dit, daar ben ik van overtuigd. Het is een taboe, veel mannen zullen het ontkennen, maar het is wel zo.
Deze weken zijn wat dit betreft extra moeilijk, want tjongejonge, wat brengt zo’n voetbaltoernooi een hoop nare mannetjes op de been. Zo’n Johan Derksen. Die maar niet begrijpt dat je om dertig jaar de baas over een stel voetbaljournalisten te spelen nog altijd maar een halve kop groter dan een intellectuele dwerg hoeft te zijn. Geen manieren, geen stijl, geen humor, geen tandarts, geen kapper, alleen dat trieste VI-redactielokaal met die vergeelde leggers en die ijverige mavo-jongens op gympen.
In cafés tref je wel eens zo’n man aan, die voortdurend uitlegt hoe het allemaal zit. Hij steekt geleerd af bij de overige aanwezigen, maar alleen omdat die écht zwakbegaafd zijn.
Of zo’n Dig Istha, die in Netwerk verscheen om Dick Advocaat een ‘twee of een drie’ voor zijn mediaoptreden te geven. Zo’n gepommadeerde beroepsleugenaar die nog even het graf beklimt om zijn dubieuze diensten aan te prijzen.
Het beschamende publieke gekissebis.
Co Adriaanse die Advocaat publiekelijk afbrandt, Advocaat die hem als b-trainer typeert, Jan Mulder die Advocaat voor lafaard uitmaakt, Advocaat die hem vervolgens een ‘zakkenvuller’ noemt, Cruijff die verklaart dat er een jonge bondscoach moet komen en zelf wel ‘klankbord’ wil zijn, Van Hanegem die sneert dat er dan ook maar een jong klankbord moet komen, en Cruijff die niks beters kan bedenken dan ‘dat dat dus helemaal nergens op slaat.’ Cruijff die maar zwamt en zwamt en altijd het laatste woord wil hebben, Tom Egberts die er niet tussen durft te komen, Louis Van Gaal die standaard niemand uit laat praten, verslaggevers die óf zuigen óf slijmen en nooit eens gewoon een zakelijke vraag stellen, spelers die hautain of onbeschoft reageren en Henk Spaan die ze vervolgens allemaal een rappocijfer geeft. De ontluisterende kleinheid van al die grootheden. Dwergen, larger than life.
Dan zou je willen dat de soldaat met de vlammenwerper kwam.
Wat zou het mooi zijn. Ineens staat hij daar, op een van die zwoele, rosé-overgoten live-lokaties. Zijn contouren tekenen zich zwart af tegen de avondhemel. Iedereen valt stil. Hij heft zijn arm, knijpt in de handgreep en het regent vuur. En nog eens, en nog eens. Niemand ontkomt.
Geweld – het is waar elke man ten diepste naar verlangt.
En niet altijd ten onrechte.
De Opstelling
Geplaatst op juni 23, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
‘Goedenavond, welkom bij het tweede deel van EK 2004 Studio Portugal Laat Sport Live, mijn naam is Umberto Schelvis en naast mij zit Dick Advocaat, bondscoach. Dick, de opstelling.’
‘Tja. Laa’k zo zeggen: ik had ‘t anders gedaan.’
‘Vertel.’
‘Als we beginnen met de voorhoede, Villa BvD. Dat líjkt natuurlijk wel leuk, aanvallen, spektakel, lekker met de punt naar voren spelen, maar voor je gaat aanvallen moet je natuurlijk wel eerst de bal hebben. Zo’n Jan Mulder, die wordt natuurlijk heel makkelijk gelanceerd, je zou haast zeggen soms iet té makkelijk, zeker nu ze Koeman d’rbij hebben, die van links die assist kan maken. Dan kun je misschien scoren, maar als je buitenspel staat schiet je d’r niet veel mee op natuurlijk.’
‘Juist. Het middenveld?’
‘Tja, zo’n Johan Cruijff… op die centrale positie…ik weet het niet…
Lees verder