En wederom adhesie voor 0-Man
Geplaatst op maart 5, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Vrijdag 5 maart 2004
Ontving nog een mailtje van een Volkskrant-collega naar aanleiding van het stukje van de Ombudsman over mijn rol in de berichtgeving over de Kijkwijzer-zaak.
”Wel ongelooflijk hoe je bent aangepakt door die ombudsman” schrijft hij. ”Hoe kun je zo worden gedesavoueerd, zou je denken. Maar dat is (ook) de Volkskrant kan ik je uit ervaring vertellen. En als je ertegen in het geweer komt, kijkt iedereen gewoon even de andere kant op.
Hopelijk komt het allemaal in orde.”
Eén ding is duidelijk: om het bij een krant als de Volkskrant uit te houden moet je heel wat eelt op je ziel hebben. En als je ‘t niet hebt groeit het vanzelf. Als je blijft zitten tenminste.
Buiten de Box
Geplaatst op maart 3, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
‘Ja goedemiddag en welkom terug bij Capuchon, ons wekelijks magazine over kunst, cultuur, media en wat een modern mens verder zoal aan zijn hoofd heeft. Naast mij is inmiddels aangeschoven Kick van der Knals, die onlangs als directeur programmaontwikkeling in dienst trad bij Endemol, om daar de creatieve impasse te doorbreken.’
‘Nou ja, impasse, ze zaten vást, dat was het eigenlijk meer.’
‘Oke. Kick, we hebben net gekeken naar de mode voor het nieuwe seizoen – veel S&M en bondage-thema’s maar dan wel in hele lieve, zachte pastelkleurige stoffen, beetje laaf, beetje trol, maar dan strak afkledend en glossy, een soort Tolkien meets The Great Gatsby, zeg maar, maar ook veel romantische fantsasy-motieven, en dat dan weer in zwart leer en latex met veel haken en ogen… androgyn en toch dangerous, zoet maar ook edgy, naïef maar op een darke manier… eh… ribcord, chenille, kopergaas, toendravilt, gnoevacht, maar ook doodgewone roodbonten zakdoeken, couponnetjes van de markt, borduurwerk, microfiber, ecofleece, molton, geklopte boswol, hout, ik zag stukken hout op een gegeven moment, echt gewoon een plank … en dan natuurlijk die piepschuim blokken die in de collectie van Beer van Meulenbonk een grote rol spelen… eh, Kick, dit spreekt jou aan?’
‘Toch wel. Kijk het is mode, weet je wel.’
‘Dus je bedoelt?’
‘Ja precies.’
‘Héb je daar nou iets aan? Vanuit jouw vak gezien?’
‘Je bent toch altijd bezig met kijken en luisteren, om te kijken of te luisteren of je er iets mee kunt doen. Waar je dan weer iets mee kunt doen.’
‘Zo van: tik-tak!’
‘Oké!’
‘Goed. Nou ja… we kennen je als de man achter de real-life soap rond de familie Kazan, dé grote tv-hit van het vorige seizoen, met als legendarisch hoogtepunt het moment toen de kinderen vader Hans écht doorzaagden… ‘
‘Ja. ‘S misschien goed nog even te zeggen: dat was dus nÃet gepland. Zo’n truc kán fout gaan, dat is gewoon zo.’
‘Maar ‘t was natuurlijk wel een geweldige aflevering!’
‘Dat wel ja. Die beelden zijn de hele wereld overgegaan.’
‘En een paar weken geleden is bij Yorin een ander project van jou begonnen, de musical horrorsoap Kill Bill van Dijk, dat ook al zulke geweldige kijkcijfers scoort!’
‘Ja dat gaat wel lekker, ja.’
‘Dus het is niet zo verwonderlijk dat Endemol bij jou aanklopt voor een nieuwe creatieve impuls.’
‘Weet je, het is een kwestie van buiten de box durven denken, zeg ik altijd maar. Kijk, the box, dat is de televisie, zo noemen ze het ook hè, in Engeland, the box. Dus ik zeg altijd: wie ín de box wil scoren moet van búiten de box schieten. Begrijp je wel? Niet kijken naar wat er nu ís, nee, kijken naar wat er zóu kunnen zijn! Niet me-too, maar I-first, daar zit het succes.’
‘Kun je iets noemen waar jij de eerste mee was en dat door de andere is nagevolgd?’
‘Eh, het warm eten op de set, hè, dat is wel iets waarvan ik kan zeggen: dat heb ik bedacht.’
‘Die middagprogramma’s met een kok, bedoel je.’
‘Ja. Dat was in, effe denken, in 1995 geloof ik, toen ik voor RTL een zondagmiddagprogramma moest maken. Dus ik laat wat banden komen van wat er op zondag zoal wordt uitgezonden, ter oriëntatie, en daar zit ook een band bij van zo’n kerkmis, van de RKK, op zondagochtend, weet je wel? En ik denk: dat is eigenlijk een héél goed idee, dat je tijdens het programma iets te eten bereidt, en aan het einde peuzel je het met z’n allen gezellig op! Daar gaat iets, iets bíndends van uit. Door samen te eten wordt je een beetje familie van elkaar, en dat is mooi, daar hebben de mensen behoefte aan. Dus toen heb ik Cas Spijkers opgebeld en ik zei: jij bent op zondags toch dicht, kom hier maar koken. Onder die hete tv-lampen? zei-ie. Wordt het in elk geval niet koud, zei ik, hahahaha!’
‘En even later deed iedereen het. ‘
‘Ja. Maar, en dat is dan weer dat geboxte denken, alleen in van die gezellige middag-babbel-programma’s met een tafel vol geurkaarsen en pompoenen! Terwijl ik denk: zoek die grens op.’
‘Juist. Vandaar dat er bij Opsporing Verzocht nu ook een kok in de studio staat.’
‘Precies.’
‘En Nova is er ook mee bezig, las ik. ‘
‘Klopt. Maar dan dus met een chef die al kokend inspeelt op de actualiteit. Stel het gaat over het UWV, dat hij dan iets maakt van een appel en een ei, ik noem maar iets. Dus wel weer met die twist naar het format.’
‘Nog met andere dingen bezig?’
‘Nou, dat vind ik wel erg leuk, we zijn met iets bezig voor Ikon, RVU en het Humanistisch Verbond.’
‘Kijk eens aan, niet direct een typische Endemol-afnemer. Wat dan?’
‘Zij willen ook een soort Idols, maar dan niet commerciéél. Meer het alternatieve circuit, folk en zo, luisterliedjes. En dan dus niet zo’n Henk-Jan Smits die zegt: ga jij maar achter de kassa zitten bij de Vomar, maar vriendelijker, meer invoelend. Iemand die zegt: wat vínd je d’r zelf eigenlijk van? Zat je lekker in je vel?’
‘Aan wie denk je dan?’
‘We zijn in gesprek met Elly en Rikkert en Dimtri van Toren.’
‘Hoe gaat dat heten?’
‘Idols Soft, heet het. Als het door gaat hoor, als het doorgaat.’
‘Kick van der Knals, dankjewel voor dit gesprek.’
‘Is goed joh.’
Pluralyse
Geplaatst op maart 3, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Is er een verband tussen het Hedenlands en de Kijkwijzer?
Ja.
Het heeft te maken met ‘canonangst.’
Canonangst (ook wel ‘panisch pluralisme’ of ‘pluralyse’, pluralistische verlamming) is een aandoening die veel voorkomt onder moderne menswetenschappers. In de jaren tachtig en negentig woedde aan literaire faculteiten in Amerika en Europa een fel debat over wie nu eigenlijk bepaalde welke boeken tot de literaire canon behoorden, welke niet, en op grond waarvan dan. Dat die canon hoofdzakelijk werd samengesteld door witte mannen en ook voor een groot deel bestond uit boeken van witte mannen, was dat toeval?
Kon je niet met evenveel recht beweren dat de boeken van zwarte vrouwen, indianen of gehandicapten belangrijk waren? De professoren die daar toen botweg ‘nee’ op antwoordden zijn inmiddels dood en opgevolgd door professoren die de vraag met ‘ja’ beantwoorden. Zo ontstond een nieuw taboe: een taboe op relativeren, op het aanbrengen van een rangorde in opvattingen en belangen. Het politiek correcte denken. Niets is meer. niets is minder, alles is altijd gelijkwaardig.
Ook politici en bestuurders durven dat soort keuzes niet meer openlijk te maken, en wenden zich steeds vaker tot wetenschappelijk onderzoekers voor advies. Waar die vroeger van dit voorrecht gebruik maakten door met deskundig aplomb de knoop door te hakken, zeggen ze nu: tja, de een vindt zus, de ander vindt zo, en het maken van een keuze is eigenlijk niet verantwoord. De bestuurders zijn geëxcuseerd en er gebeurt niets.
Je ziet het bij de pedagogen die de regering adviseren over de keuring van films en televisieprogramma’s, en bij de taalkundigen die gevraagd wordt om een uitspraak over de taalnorm zie je hetzelfde. Tja, zeggen de pedagogen, sommige mensen vinden GTST leerzaam en waardevol, anderen vinden het verderfelijk, daar valt geen keuze in te maken. Och, zeggen de taalkundigen, de een zegt ‘groter als’, de ander zegt ‘groter dan’ – een lijn trekken zou arbitrair en dus onjuist zijn.
(Een ander onderwerp waarbij je het ziet is de discussie rond het Museum voor Nationale Geschiedenis, aangekaart door Jan Marijnissen. ‘Dat kan helemaal niet,’ roept een koor van historici, ‘er ís niet één nationale geschiedenis.’ Dat dit probleem net zo goed opgaat voor de geschiedenis van de krijgsmacht, het huisdier of de verloskunde heeft geschiedkundigen er in het verleden niet van weerhouden over die onderwerpen musea in te richten, en gelukkig maar.)
In haar bespreking van Verandering en verloedering – Normen en waarden in het Nederlands van de taalkundigen Bennis, Cornips en Van Oostendorp (de Volkskrant, 13 februari jl.) signaleert Mieke Zijlmans het ook weer: ‘Welke vorm van taalmishandeling de auteurs ook aanstippen, het maakt niet uit. Hun in plaats van zij in ‘hun hebben’? Is nou eenmaal in opkomst, niks aan te doen. Slikt Balkenende halve woorden in en is hij daardoor slecht te verstaan? Hij heeft toch de verkiezingen gewonnen, dus het is een kwestie van smaak of je dat irritant moet vinden. Niet foutloos kunnen spellen? Dat kan toch geen kip? Zo is de strekking van het hele boek: je doet er niks aan, het gebeurt toch, dus geef het verzet tegen de taalverloedering nou maar op.’
Dat bedoel ik. Canonangst.
‘Een heleboel van dit soort zorgen en boosheden zouden verdwijnen als mensen iets beter op de hoogte zouden zijn van de stand van kennis in de taalwetenschap,’ schrijven Bennis, Cornips en Van Oostendorp over mensen die zich zorgen maken over de taal.
Dus: de leek zit met een vraag (Welke films zijn geschikt voor welke leeftijd?Is het ‘groter als’ of ‘groter dan’?), hij wendt zich tot de wetenschapper, en de wetenschapper zegt: ‘Daar kan ik geen uitspraak over doen. Wel kan ik u adviseren dit boek van mij te kopen.’
Dat is nu zo’n situatie waarin een eigentijdse tiener ‘duh!’ zegt.
Opnieuw bijval voor 0-Man
Geplaatst op maart 1, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Kreeg nog een mailtje van een bevriende Volkskrant-collega.
‘Terecht hoor, je tegenwerpingen,’ schrijft hij, na lezing van ‘0-Man Spreekt’. ‘Wat een stuk was dat ook, geen touw aan vast te knopen. En ik zou als Vk-medewerker ook niet graag zo door de mangel worden gehaald – in je ‘eigen’ krant notabene. Die Hollandse marinier die per ongeluk (?) een Irakees doodschoot wordt menselijker behandeld.’
Ook ik had de nodige moeite door 0-Man’s stukje heen te komen. Misschien is het omdat ik zelf het onderwerp ben, dacht ik eerst, dat wil het oordel nog wel eens bemoeilijken, maar afgelopen zaterdag schreef 0-Man over de het gebruik van cijfers en statistieken, en ook dat stuk is met de beste wil van de wereld niet te volgen.
De Ombudsman van de Volkskrant is van meet af aan een twijfelachtig instituut geweest, maar onder deze ambtsdrager treedt het probleem wel heel duidelijk aan het licht.
Deel 1: Over Nederdutch
Geplaatst op maart 1, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
Martine: Kijkend naar Nederlandse televisieprogramma’s zult u wel eens denken: wat zeggen ze nú weer? Wat wordt dáármee bedoeld? Jan Kuitenbrouwer is taalcolumnist, hij schreef diverse populaire boeken over eigentijdse taalverschijnselen, en hij komt ons af en toe een beetje bijpraten over de laatste ontwikkelingen in het moderne Nederlands, of, zoals hij het noemt, het Hedenlands.
Jan, wij kregen onlangs een mailtje van een Kijker uit Ontario, Canada, die zich afvraagt waarom Nederlanders tegenwoordig zoveel Engels gebruiken. Het lijkst soms wel alsof ik naar de Canadese televisie kijk! zegt hij.
JK: Ja Martine, ik kan me voorstellen dat immigranten (expats?) dat opvalt, want rien twintig jaar geleden was dat veel en veel minder. Het heeft natuurlijk te maken met de mobiliteit, de mondialisering en de telecommunicatie, waardoor wereldtalen vanzelf dominanter worden, maar in Nederland speelt ook nog wel iets meer mee, namelijk dat wij altijd graag laten merken dat we een woordje over de grens spreken, dat we geen provincialen zijn, maar wereldburgers, kosmopolieten. In de achttiende eeuw was er een enorme invloed van het Frans op onze taal, toen kreeg je de gallicismen, bonbonnière, plafonnière, au fond, en passant, enfin, dat soort uitdrukkingen, in de negentiende en het begin van de twintigste was de Duitse invloed heel sterk, überhaupt, sowieso, fremdkörper, unheimisch, de zestiger jaren…’
Martine: Is dat een germanisme?
JK: Ja, officieel moet je in het Nederlands de jaren zestig zeggen, maar je ziet al, sommige van die dingen burgeren volkomen in, zodanig dat mensen niet meer weten dat ze uit een andere taal komen. Nou, en na het Frans en het Duits heb je in deze tijd, sinds de tweede wereldoorlog, zeg maar, dus het Engels. Daar heb je ook zo’n voorbeeld: weekend, mensen van onze generatie weten nog net dat engels voor weekeinde is, maar veel kinderen hebben daar geen idee van, die zien het als een Nederlands woord. Of ketchup, wat natuurlijk eigenlijk ketch-ahp is.
Martine: Okee…
JK: Ook zoiets, okay, dat wordt ook nauwelijks nog als Engels ervaren.
Martine: Ja, en wat deze mailer ook schrijft: veel van dat Engels wordt ook op z’n Nederlands uitgesproken. Dat zijn we zelf even gaan controleren trouwens, late we daar eerst even naar kijken.
INSTART: Voxpop over Engelse woorden en hun uitspraak.
Fun, bijvoorbeeld als los woord, en dan in een zin: ‘That’s not funny.’
Sun, Times (bijvoorbeeld als los woord en als krant, kijken of dat verschil maakt), Guardian, Daily Mirror,
Cut (bijv. los en in een zin: ‘Cut! riep de regisseur.’)
Smile (bijvoorbeeld eerst los en dan in zinsverband: ‘Hij had een enorme smile op z’n gezicht’.)
Manchester (Los en in een zin: ‘Hij droeg een manchester jasje.’)
Work (eerst los, en dan als ‘workshop’)
Job (eerst los, en dan in zin: ‘Een leuke job.’)
Corned beef (mensen zeggen vaak kornéd bief, terwijl het kornd bief moet zijn)
Sweater (mensen zeggen vaak swieter, terwijl het swetter is)
Martine: En?
JK: Wat je dus ziet is dat die woorden los vaak in eerste instantie als Nederlands worden opgevat, en dus Nederlands uitgesproken. Mensen zeggen ‘fuk’, ipv fuck, of ‘kumpenie’ ipv company.
Als je dat veel om je heen hoort, dan ga je dat overnemen. En: Nederlanders willen niet raar zijn: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Dus exotische klanten als THE en die UH van fun, daar generen Nederlanders zich een beetje voor. Mijn Franse leraar op school zei: als je denkt: ik stel mezelf vreselijk aan, dan is het goed. Nou, dat doet een Nederlander niet graag. We lopen graag in de pas en aanstellers krijgen op hun kop. Als ik bij de slager corned beef bestel corrigeert hij mij: ah, meneer bedoelt konrnéd beef.
Dat is Nederland: kosmopolitisch, maar op z’n Hollands.
Martine: Hartelijk dank Jan Kuitenbrouwer.
Heeft u meer vragen of opmerkingen op het gebied van taal, mail ons …ADRES
of surf naar www.hedenlands.nl waar u Jan Kuitenbrouwers columns kunt lezen en met hem in discussie kunt gaan.
0-Man zeer geliefd bij collega’s
Geplaatst op februari 28, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Ontving nog een paar reacties van collega’s over de zaak 0-Man.
De cineast André Truyman betuigde zijn solidariteit (zie de reacties bij het stuk) en schreef een ingezonden brief, die ik overigens nog niet in de krant heb gezien.
Het is inderdaad een merkwaardige kwestie, schreef een collega van de Volkskrant. Deze Meens laat zich (weer eens) kennen als een enorme zeikerd. Dat op zijn verhaal geen weerwoord op jouw hoekje op de Volkskrantsite wordt getolereerd, is een zwaktebod. Bovendien heeft het een averechts effect: er ontstaat zo gemakkelijk een ‘affaire’.
De ombudsman is typisch een geval van een kool die nooit sop waard is – dat vindt iedereen bij de krant. schreef een ander. Het enige dat niemand begrijpt is waarom de hoofdredactie hem er niet uitschopt. Ik ben nog nimmer iemand tegengekomen die ook maar ooit iets las van wat hij schrijft. Gewoon negeren dus, dat is mijn standpunt.
Het doet denken aan zo’n zo’n dorpje in een Western, met een sherrif, aangewezen door de bankieren de spoorwegeigenaar, die door niemand serieus wordt genomen. Die met de borst vooruit over de houten plankieren paradeert maar alleen appels stelende kinderen angst inboezemt.
De Ombudsman Spreekt
Geplaatst op februari 27, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Afgelopen zaterdag schreef de Ombudsman van de Volkskrant een stukje met kritiek op de manier waarop de Volkskrant de afgelopen weken aandacht heeft besteed aan de Kijkwijzer.
Ik help u er doorheen.
Kijkwijzers, meningen, feiten en webloggen
Titel. Moet kunnen.
Op diverse plaatsen in de papieren krant en op de website verschenen afgelopen weken verhalen over de Kijkwijzer, die ouders adviseert of films en televisieprogramma’s geschikt zijn voor kinderen. De stukken stonden op nieuwspagina’s, in de opiniesector, in een weekendbijlage, op de website en in een weblog dat onder de vlag van de Volkskrant verschijnt. Hoewel de plaats van de publicaties telkens verschilde, hadden bijna alle stukken één ding gemeen: de auteur, de zelfstandig gevestigde journalist Jan Kuitenbrouwer.
Dit klopt niet helemaal. Sinds 10 januari stonden in de Volkskrant 21 stukken waarin het over de Kijkwijzer ging, 3 daarvan waren van mij.
Hij deed onderzoek naar de wijze waarop films worden beoordeeld en vindt veel niet goed gaan. Uiteindelijk leidde zijn speurtocht tot een debat in de Tweede Kamer.
Dat is te veel eer. Zoals ik in mijn laatste bijdrage heb uitgelegd stond dat debat al sinds eind 2002 op de agenda.
Die liet deze week de Kijkwijzer overigens grotendeels ongemoeid, maar het kabinet wil producenten die de hand lichten met adviezen van de Kijkwijzer wel strenger straffen.
Verder besloot de Kamer dat ouders een grotere rol moeten krijgen bij het keuren van films en tv-programma’s, en stelde staatssecretaris Clemence Ross een commissie in om na te gaan of kinderen in Nederland voldoende worden bescherm tegen sex en geweld op televisie en n de bioscoop.
Over de inhoud van de kritiek van Kuitenbrouwer gaat het hier niet en evenmin over de vraag of hij gelijk heeft. Wel is interessant hoe het kan dat één en dezelfde persoon erin slaagt zijn boodschap op zoveel plaatsen in de krant te krijgen.
‘Boodschap lijkt me hier niet helemaal het goede woord. ‘Kritische berichtgeving’, zou ik zeggen.
Kuitenbrouwer kreeg in de Volkskrant veel ruimte voor zijn stukken. Het begon met een verhaal verdeeld over twee pagina’s Reflex op zaterdag 10 januari. Daarbij een lange lijst films waarvan de leeftijd niet deugt, gebaseerd op onderzoek van de schrijver.
‘Veel ruimte’ is misschien wat vaag. In totaal waren het 3461 woorden. Dat past op één pagina.’
Het stuk leidde tot veel rumoer, dat zijn weerslag vond in de krant van 16 januari. Op pagina 2 verscheen een nieuwsstuk over het keurmerk van de hand van dezelfde auteur die dit keer als ‘medewerker’ werd aangeduid. De krant gaf hem daarin als verslaggever op een redactionele pagina de ruimte dat te doen wat hij de Kijkwijzer verwijt: als slager zijn eigen vlees keuren.
Hmm, ik denk dat de ombudsman bedoelt te zeggen dat ik optrad als ‘rechter in eigen zaak.’ Niet dat dit zo was, op het moment dat ik een nieuwsstuk schrijf kan ik feiten en opinie echt wel scheiden, maar dat bedoelt hij, denk ik. Of dit ook ergens uit bleek, uit het ontbreken van bepaalde feiten bijvoorbeeld, of een anderszins onjuiste voorstelling van zaken, die vraag blijft onbeantwoord.
De krant beperkte zich niet alleen tot de lezing van Kuitenbrouwer. Op dezelfde dag kreeg de organisatie achter de Kijkwijzer zowel ruimte op Forum als in de brievenrubriek om aan te geven dat de auteur ernaast zit.
Dit klopt. Zij het dat beide brieven beweringen bevatten omtrent vermeende onjuistheden in mijn artikelen, die niet bleken te kloppen en dus, naar de Opinie-redactie later toegaf, beter hadden kunnen worden geschrapt.
Een week later verdedigde die op zijn beurt zijn onderzoek bij het televisieprogramma Rondom Tien, zich diverse keren beroepend op de Volkskrant. Een greep: ‘Wij van de Volkskrant hebben onderzocht’, ‘wij hebben geconstateerd’ en ‘wij hebben sterk de indruk dat’.
Dit klopt. Als de Volkskrant een columnist van, ik noem maar iets, Vrij Nederland citeert, heet dat ook: ‘Vrij Nederland schrijft… etc’ Het gebruik van de pluralis is in de media niet ongebruikelijk. Later heb ik dat ‘we’ overigens gecorrigeerd, maar dat vermeldt O-man niet.
Deze week stond een stuk van zijn hand op de opiniepagina. Weer werd de Kijkwijzer aangepakt. Dit keer meldde de redactie: ‘Jan Kuitenbrouwer is journalist.’ Het is evenwel dezelfde auteur die als medewerker in de papieren krant de taalrubriek ‘Hedenlands’ verzorgt en op de website van de Volkskrant een weblog heeft onder die naam.
Evenwel? Het WNT geeft als synoniemen: ‘niettemin, echter, nochtans.’ Dat suggereert een tegenstelling. Waar zit die hier?
Het log is bereikbaar via de website van de krant. Bovenaan de pagina staat het logo van de Volkskrant. Hedenlands op het web is de afgelopen tijd echter vooral gebruikt om kritiek van de schrijver op de Kijkwijzer te ventileren.
Hmm. Dit weblog, dat sinds eind vorig jaar bestaat, bevat 39 stukjes, waarvan er 4, soms deels, soms zijdelings, over de Kijkwijzer gaan.
Volgens Kuitenbrouwer (was dit) op verzoek van de internetredactie, maar die weerspreekt dit.
Niet op verzoek, met toestemming. Een citaat: ‘Ik neem aan dat de meeste bijdragen over taal zullen gaan, of over taal op internet, en dat hoort allemaal bij Hedenlands, lijkt me. Alleen als het heel erg over internet gaat, kun je een bijdrage doen in ‘over het web’, of in een andere categorie. ”
Aldus een brief van de Internetredactie eind vorig jaar, in de aanloop tot de start van het weblog.
Hoe dan ook, onder de naam de Volkskrant wordt uitgehaald naar de Kijkwijzer. Dat heeft weinig te maken met taalgebruik.
Hoe kan dat? De schrijver is geen redacteur van de krant. Als hij het op televisie heeft over ‘wij van de Volkskrant’ spreekt hij niet namens de krant. Nog onduidelijker is namens wie het weblog op de internetsite van de krant wordt geschreven.
Dat weblog wordt niet ‘namens’ iemand geschreven, maar ‘door’ iemand, te weten ik. In opdracht van de Volkskrant.
De ombudsman schijnt te denken dat je dingen alleen namens iets of iemand anders kunt doen. Als hij iets leest vraagt de ombudsman zich niet af wat er staat, lijkt het, maar namens wie het geschreven is.
Ik vermoed dat dit een bepaalde vorm van bureacratisch denken is.
De ombudsman maakt zich reuze druk over allerlei al dan niet reëel bestaande formaliteiten, maar waarom die belangrijk zijn, wordt niet duidelijk. Waar is de ramp die kon plaatsgrijpen als gevolg van al deze vermeende procedurele overtredingen?
De internetredactie ziet het log als een nieuwe vorm van journalistiek, analoog aan de column in de papieren krant. Voor die columns is de hoofdredacteur eindverantwoordelijk, zoals hij ook verantwoordelijkheid draagt voor de internetsite. De auteur Kuitenbrouwer die de rubriek Hedenlands gebruikt voor kritiek op Kijkwijzer, maakt misschien oneigenlijk gebruik van een rubriek, maar doet dit wel onder de vlag van de hoofdredacteur, ongeacht of die daarvan weet heeft, of niet.
Wat wil de ombudsman hier eigenlijk zeggen? Alles dat in een krant verschijnt is toch de verantwoordelijkheid van de hoofdredacteur? En nogmaals, waar blijft het onschuldige zeilbootje dat als gevolg van dit alles door de mammoettanker Volkskrant werd overvaren? Waar zijn de brokstukken, de schipbreukelingen, de gedupeerde nabestaanden? Waarom moeten wij dit allemaal lezen? Een ombudsman, was dat niet iemand die recht zoekt namens burgers met een klacht? Het stukje is bijna uit, wordt het geen tijd die ten tonele te voeren?
Ook overigens wordt het de lezer moeilijk gemaakt te beoordelen wat de status is van alle stukken over de Kijkwijzer, juist door de vermenging van verslaggever, medewerker, opinieschrijver en weblog-schrijver.
Vermenging? Die hoedanigheden zij niet vermengd, ze hebben zich hooguit afgewisseld. (Althans, in 3 van de 21 gevallen dat de Volkskrant sinds 10 januari over de Kijkwijzer schreef.)
Kan een ‘medewerker’ niet óók ‘verslaggever’ zijn? Dat komt toch wel meer voor? En mag die verslaggevende medewerker of medewerkende verslaggever geen opiniestukken schrijven? Of moet hij dan eerst door de wastunnel? Hoe werkt dat? Met petten? Badges? En wie verstrekt die dan? Is daar een loket voor?
En ‘status’ wat zou hij daarmee bedoelen? De ‘status’ van een artikel, wat is dat? Bedoelt hij het ‘genre’? De kwaliteit?
Dat iemand met een procedure-obsessie ons een inkijkje in zijn bijzondere denkwereld wil geven is op zich een aardig idee, zoiets kan heel interessant zijn, maar dan zou hij misschien toch iets meer moeite moeten nemen om dat universum voor de lezer enigszins invoelbaar te maken.
Dat valt de auteur niet aan te rekenen, hij moet zijn brood verdienen. Maar het geeft wel te denken dat de krant zoveel loketten heeft, dat een handige jongen zijn ei keer op keer onbelemmerd kwijt kan.
Hè hè, eindelijk een leuke zin. Hoewel, dat ei, misschien toch niet helemaal het juiste beeld hier. Als je door gortdroge rapporten zit te bladeren om erachter te komen hoe iets in elkaar zit voelt dat meer als het graven naar water dan het leggen van een ei.
Die ‘handige jongen’, dat ben ik dus.
0-man is blijkbaar niet erg op de hoogte van de freelance-markt. Echt handige jongens weten wel beter dan op basis van een tarief-per-woord reserach-intensieve stukken voor een dagblad te schrijven. Nee, de echt handige jongens treden in vaste dienst, gaan nooit meer weg en zorgen uiteindelijk dat ze ‘ombudsman’ worden, zodat ze een vol senior-salsaris toucheren voor het schrijven (pardon, afscheiden) van 600 woordjes per week. Of hedt klopt doet er niet toe, want niemand mag erop reageren! Ik bedoel, wíe is hier nu de handige jongen?
De hoofdredactie heeft inmiddels enkele lessen getrokken: de medewerker had nooit als verslaggever mogen optreden en de stukken in Reflex worden beter benoemd. Dat is winst. Maar wat te denken van de schrijver van een opiniestuk die zijn Volkskrant-weblog mag gebruiken om zijn gelijk te halen?
Wel weer jammer van dat clichee. ‘Dat is winst’ – als je toch een week de tijd hebt voor zo’n stukje, dan moet er toch een minuutje overschieten om voor zo’n stoplap iets beters te bedenken , zou je zeggen.
Dat ‘gelijk halen’ is ook niet helemaal duidelijk. Een opinieschrijver haalt zijn gelijk niet, die brengt het.
En trouwens, ik was toch medewerker? Of columnist? Of weblogger? Of journalist? Of ‘journalist’? Of ‘auteur?’
Ik weet het zelf langzamerhand ook niet meer.
Wat bén ik in godsnaam?
Jesses, ombudsman, alsjeblieft, vertel het me!
Tja.
Hoe dan ook, het blijft natuurlijk een eerste klas luizenstreek van die 0-man. Er is best een interessante beschouwing te schrijven naar aanleiding van operatie Kijkwijzer, en mijn rol daarin, maar als het bij de Ombudsman om het ‘beleid van de krant’ gaat, waarom lezen we dan niets over de diverse chefs die mijn kopij in de krant zetten?
Beetje laf.
Ben ik een soort hacker die zich op slinkse wijze toegang tot de Volkskrant-kolommen heedft weten te verschaffen?
Bovendien: wat er journalistiek nu eigenlijk is misgegaan, blijft tot de laatste zin onduidelijk. Niet één feit weerlegd of weersproken, niet één inhoudelijke misser wordt er aangewezen!
Vanwaar überhaupt deze exercitie?
Waren er klachten?
Interessant. Van wie precies en hoe luidden ze? We zullen het wel nooit weten.
‘Het gaat niet over de Kijkwijzer-kwestie zelf,’ zegt 0-man, maar dat de Tweede Kamer de Kijkwijzer ‘grotendeels ongemoeid’ zou hebben gelaten wil hij blijkbaar toch nog wel even kwijt. Dat suggereert dat 0-man die kritiek op de Kijkwijzer allemaal maar achterhaalde onzin vindt. Misschien kijkt hij altijd mee met z’n kinderen, misschien kan het hem niets schelen wat zijn kinderen op televisie zien, misschien hééft hij geen kinderen. Moet allemaal kunnen, maar hij is de 0-man van de Volkskrant, voor wie dar er allemaal niet toe zou moeten doen. Die sereen en souverijn boven de partijen zou behoren te staan.
Zijn taakopvatting is me sowieso een raadsel. Enige tijd geleden ging het bijvoorbeeld over de manier waarop politici hun ingezonden artikelen aanbieden. Dat loopt wel eens via de Haagse redactie, schreef hij, terwijl dat formeel via de opinie-redactie moet. Zou het de modale Volkskrant-lezer ook maar iets kunnen schelen via welk luikje dat artikel van Geert Wilders of Agnes Kant in de krant beland is? Waarom moeten Volkskrant-abonnees elke zaterdag lezen over de kanatoorruzietjes die zich de afgelopen week weer ten kantore van hun ochtendblad hebben afgespeeld?
0-man ís helemaal geen ombudsman, hij is een een opziener, een kantoorkoddebeier die zijn berispende memo’s niet in de postvakjes deponeert maar in de krant zet!
En waarom heeft 0-man mij eigenlijk niet gehoord? Iemand die zelf het elementaire principe van hoor en wederhoor niet eerbiedigt, is die wel geschikt als ‘journalistieke geweten’ van een krant? Of is hij de spreekbuis van monkelende backbenchers die het er allemaal niet mee eens zijn en via het loketje van 0-man hun gram kunnen halen jegens deze of gene collega?
In dat geval lijkt zijn rubriek me vooral het symptoom van een ongezonde bedrijfscultuur.
En als die functionaris dan zóiets flikt, waar kun je dan heen, als medewerker/opinieschrijver/’journalist’/columnist/slachtoffer? Is er een ombudsman voor de ombudsman?
Ik bedoel, ik wil me best op m’n hoofd laten schijten, maar dan wel door echte reus graag. Niet door een dwerg op stelten.
Meneer Smit
Geplaatst op februari 25, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Een van Jimmy Stewarts beste rollen, vind ik, speelt hij in Mr. Smith Goes To Washington. Jefferson Smith, een naïeve idealist, leider van de plaatselijke padvinderij, beijvert zich voor een nationaal jongenskamp, een missie die hem uiteindelijk naar Washington brengt, om zijn plan door het Congres te slepen.
Daar staat hij, vers van de trein, in de hal van het Lincoln Memorial, een eenvoudige provinciaal, terwijl de aartsvader van Amerikaanse democratie vanuit zijn immense witte marmeren leunstoel op hem neerkijkt, een nietige eenling, naar de hoofdstad gekomen om een ideaal te verwezenlijken, precies zoals de grote Lincoln ooit zelf had gedaan.
Het wordt een grote ontgoocheling.
Washington blijkt heel anders te werken dan in de schoolboekjes staat. Op de achtergrond, en soms ook op de voorgrond, spelen heel andere dingen: opportunisme, ijdelheid en corruptie, en het eigenlijk werk, iets tot tot stand brengen voor de kiezer, blijkt daar op allerlei manieren ondergeschikt aan te zijn.
Arme Jefferson Smith. Ik moest aan hem denken toen ik vorige week met mijn koffertje de hal van de Tweede Kamer binnenstapte. Daar was ik, in ”s lands vergaderzaal’, waar om een debat bij te wonen over een kwestie ik zelf als journalist aan de orde had gesteld.
Ik mocht dan goed ingevoerd zijn in het onderwerp, het viel niet mee om te volgen wat er nu precies gezegd werd. Terwijl mij in het gesprokene niets bijzonders opviel onstond er soms plots beweging achter de tafel en op de perstribune, hoofden gingen omhoog, blikken werden gewisseld, pennen gepakt. Kennelijk was er iets gebeurd, maar wat?
Als laatste van de Kamerleden kwam Femke Halsema binnen. Ze fluisterde wat met de voorzitter, Clemens Cornielje van de VVD, vervolgens wat met enkele andere kamerleden en nam toen plaats, als laatste in de rij. Ze had zich nog niet voorbereid, legde iemand me later uit, en wilde niet als tweede spreker optreden, zoals ze was ingedeeld, maar als laatste, dan had ze nog wat respijt. Sommige Kamerleden en fractiemedewerkers had ik vorige week al aan de lijn gehad, in verband met hun voorbereiding, maar niet iedereen gaat blijkbaar zo grondig te werk.
Merkwaardig genoeg verspilde Halsema de gewonnen tijd weer grotendeels door lukraak andere sprekers te onderbreken. Toen Fenna Vergeer van de SP opmerkte hoe vreemd het is dat omroepen die van tevoren aankondigen dat ze een film of programma vroeger gaan uitzenden dan op grond van de leeftijdskeuring is toegestaan, daar op geen enkele manier van kunnen worden weerhouden, greep Halsema de microfoon. Als bij toverslag verscheen een geschokte, ja onthutste blik in haar ogen. Op bijpassende toon vroeg ze of mevrouw Vergeer misschien de ‘onafhankelijkheid van de publieke omroep’ ter discussie wilde stellen. Fenna Vergeer trok een wenkbrauw op, andere Kamerleden keken elkaar bevreemd aan en de voorzitter verzocht Halsema vriendelijk op het onderhavige dossier in te gaan. niet op een onderwerp van twee maanden geleden. Het vreemdst was eigenlijk dat niemand dit vreemd leek te vinden.
De Partij van de Arbeid was vertegenwoordigd door Mariette Hamer, onderwijsspecialiste van de fractie. Zij verving Jeltje van Nieuwenhoven, die ziek was. Van Nieuwenmhovens logische vervanger, cultuurwoordvoerder John Leerdam, was ‘verhinderd wegens verplichtingen elders,’ legde zij uit. John Leerdam liet onlangs weten ook te twijfelen aan de deugelijkheid van de Kijkwijzer, mede opgrond van de vele bezorgde mailtjes van ouders die hij hierover ontvangt. Maar ja, de Kijkwijzer is een PvdA-prestigeproject, Hedy d’Ancona is voorzitter van de Stichting, dus zo eenvoudig ligt het niet. Vandaar dus dat niet John Leerdam maar mevrouw Hamer hier nu zat, met een briefje voor zich waar ze alles keurig van oplas. Op de publieke tribune zat mevrouw d’Ancona, die haar nauwlettend in het oog hield en als het nodig was met knikjes en handsignalen bijstuurde. Het was alsof ze een onzichtbare joystick in haar handen hield, waarmee ze dit bionisch bestuurbare kamerlid kon laten doen we ze wou.
Hamers formulering was dermate doorzichtig dat ik onwillekeurig in de lach schoot. Niemand lachte mee, integendeel, uit verschillende richtingen werd ik vermanen aangekeken. Dit soort eufemismen is hier blijkbaar heel gewoon.
Zo vergaat het de naïeve boyscout-leider in Mr. Smith Goes To Washington ook ongeveer. Maar hij accepteert het niet en vecht terug, tot het uiterste, als hij de Senaat lamlegt met de langste fillibuster uit de Amerikaanse geschiedenis.
Ook in het geval van de Kijkwijzer zou dat misschien wel een idee zijn. Het terugdraaien van vergissingen is altijd lastig in de politiek, men hangt zijn halve carriere op aan zo’n project, reist de wereld af om er kond van te doen op congressen en conferenties, het inzicht wordt op slot gezet, opdat het toch vooral niet zal voortschrijden.
Anderzijds, dat je het keuren van films en tv-programma’s niet aan de industrie zelf over moet laten is zó evident, dat inzicht moet ooit een keer doordringen.
Je ziet het ook met andere jaren negentig-privatiseringen, die alsnog worden beperkt of teruggedraaid.
Vandaag het stroomnet, morgen de Kijkwijzer!
Dr. Mingele
Geplaatst op februari 18, 2004 | Gearchiveerd Geen categorie | Reageer
‘Zo, mevrouw Verdonk.’
‘Goedenavond meneer Mingele.’
‘Zit u goed?’
‘Ja hoor, dank u.’
‘Stoel een beetje naar achteren misschien?’
‘Eh nee hoor, ik zit prima zo.’
‘Nou, misschien toch een béétje meer… kijk, zo. Is dat niet beter?’
‘Eh, nou ja, eh, wat u wilt.’
‘Nou, eens even kijken. Wat zullen we doen?’
‘Eh, u ging mij toch interviewen?’
‘Interviewen? O ja! Natuurlijk! Dat is ook zo. Goh zeg, ik was het al bijna weer vergeten. Dat is ook wat, hè?’
‘Eh…’
‘Hè!? Ja! Hahahahahahaha! Interviewen! Dat is waar ook! Natuurlijk!’
‘…’
‘Niet boos worden hoor, mevrouw Verdonk. Nee nee, altijd blijven lachen.’
‘Sorry.’
‘Nee, want u weet, als u boos wordt denken de mensen dat u slecht bent, en dat kunt u niet hebben, zeker nu niet, nu u al die zielige asielzoekers aan het uitwijzen bent. Toch?’
‘Ja nee, dat is zo. Dit soort beleid vereist veel uitleg, en daar moet je als minister toe bereid zijn.’
‘Precies! Dat is ook zo mooi aan deze situatie. Daarom zit u hier ook. U heeft ons nodig om uw beleid te verkopen, u moet minzaam, vriendelijk en beleefd blijven, u moet begrip en geduld tonen voor al die mensen die boos op u zijn, en dat is voor ons het ideale moment om u hier, onder de studiolampen, eens op ons gemak diagonaal door te zagen. Niet dat die uitzettingen ons nu zoveel interesseren, dat zeggen we voor of na de opname ook gewoon tegen u, maar ja, een bewindspersoon in de knel, die kunnen wij natuurlijk niet laten lopen hè? Ja! Hahahahahaha! Dat begrijpt u! Ja! Want zo zit het! Hahahahaha! Goed. Nou, en dat gaan we dan nu dus doen. Let op. Bent u d’r klaar voor? ‘
‘Eh ja, vraagt u maar. ‘
‘Ns kijken. Met uw gezondheid alles goed?’
‘Eh ja, dank u.’
‘En uw man, wat hoorde ik? Ski-ongelukje?’
‘Wat heeft…?’
‘Maar dat gaat al weer beter? Mooi zo.’
‘Eh…’
‘Tja. Hahahahaha! U vindt dit niet prettig hè?’
‘Ach, nou… het hoort erbij.’
‘Maar u kunt er niets van zeggen, of boos op mij worden, want dan denken de mensen dat u niet deugt, net nu nu u die zielige asielzoekers aan het uitzetten bent. Ja hè? Hahahahahahaha! Doet u uw mond eens wat verder open.’
‘Eh… zo?’
‘Verder graag.’
‘Zo?’
‘Nog verder.’
‘Zo?’
‘Nog ietsje verder. Maar blijven lachen hoor.’
‘Ik doe m’n best, maar het valt niet mee onder deze omstandigheden.’
‘Ja nee, dat begrijp ik! Hahahahahaha! Juist… ‘ns kijken. Wat hebben we hier. Waar zal ik eens mee beginnen. Die kwestie van de terugkeerlanden. Het is daar helemaal niet veilig, zeggen allerlei vluchtelingenorganisaties.’
‘Ja, maar dat klopt dus niet.’
‘Dus u zegt: het is veilig?’
‘Ja. Au!’
‘Is het veilig?’
‘Ja. Au!’
‘Is het veilig?’
‘Ja! Au!’
‘Is het veilig?’
‘Ja. Au!’
‘Is het veilig?’
‘Zeg, meneer Mingele, is dat nou nodig?’
‘Ho ho ho ho ho! Gaan we toch boos worden? Doe dat toch niet mevrouw Verdonk. Geloof me, dat staat héél onaardig in de huiskamer.’
‘Sorry.’
‘Juist, dat is beter. Maar wat ik zeggen wou. Als het daar dan onveilig is, hoe kunt u ze dan terugsturen?’
‘Ik heb… Au!’
‘Ja… ? Ik hoor nog niet echt een antwoord. Dat is toch niet zo’n moeilijke vraag? Wat is het nu, veilig of onveilig? Een van de twee. Ja toch?’
‘Ja maar…’
‘Nou goed, ontspant u maar even. Ja, dat was even vervelend, dat begrijp ik. Kinderen ook alles goed?’
‘Eh…?’
‘Richard, Els en Machteld, meen ik? Leuke namen hoor. Erasmus College? Ligt nogal afgelegen hè, in dat bos? Nooit bang dat ze iets eh..overkomt of zo?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘O niks, gewoon een beetje menselijke belangstelling.’Ns kijken, hoe lang ben ik nu al met u aan het sollen? Tien minuten. Er is nog niet zo veel uitgekomen, hè? Maar goed, dat hoeft ook helemaal niet, ik amuseer me kostelijk. ‘Ns kijken, even wat afwisseling. Een schrijnend gevalletje misschien?’
‘Nee! Alstublieft!’
‘Ho ho, pas op mevrouw Verdonk, blijven lachen hoor, dit is televisie. En niet weglopen natuurlijk hè, dat maakt op televisie ook altijd een hele slechte indruk. Zeggen ze. Och, het is zo’n leuk vak dat ik heb. ‘Ns kijken, toch maar even een schrijnend gevalletje?’
‘Au! Nee! In godsnaam!’
‘Ja, huilt u maar even, hier is een zakdoek. En pas op mevrouw Verdonk, uw glimlach zakt weg. Denk eraan: altijd lachen en nooit opstaan. Doe ik ook.’
Kijkwijzer is Reclameverhaal
Geplaatst op februari 17, 2004 | Gearchiveerd Dossier Kijkwijzer | Reageer
Woensdagochtend debatteerde de Tweede Kamer over de Kijkwijzer. De vele kritiek die de afgelopen maand op dit systeem geleverd is, hier maar ook elders in de media, was niet de aanleiding tot dit debat. Bij de invoering van Kijkwijzer, in februari 2001, werd besloten de ervaringen na twee jaar te evalueren en door de val van het eerste kabinet Balkenende ging er nog een jaar extra overheen. Begin dit jaar liet het debat zich nog aanzien als een formaliteit.
CDA, SP en ‘klein rechts’ hebben zich weliswaar altijd tegen de regeling verzet, maar vormen geen meerderheid, dus als er intussen politiek niets verschoof lag het in de rede dat de ‘positieve evaluatie’ van het kabinet, nog opgesteld onder Paars II, zou worden aangenomen en het Nicam zijn werk op dezelfde voet zou kunnen voortzetten.
Nu steeds duidelijker blijkt dat de Kijkwijzer heeft geleid tot een kwasi-gereguleerd free-for-all, dat meer weg heeft van georganiseerde misleiding dan van zorgvuldige productvoorlichting, moet Nicam alle zeilen bijzetten om niet onder curatele te worden gesteld. Enkele weken geleden werd een PR-adviseur ingeschakeld die haast dagelijks persberichten doet uitgaan waarin de lof des Kijkwijzers wordt gezongen en de kritiek naar het rijk der fabelen verwezen. De peilers onder dit verweer zijn twee rapporten: het evaluatieonderzoek in opdracht van de regering, uitgevoerd door Intomart, en een Europese studie naar de diverse film- en AV-keuringssystemen binnen de Europese Unie. Uit beide rapporten zou onomstotelijk blijken dat de Kijkwijzer uitstekend functioneert, niet lager klassificeert dan de ons omringende landen en om die reden dan ook model zou staan voor soortgelijke systemen elders in Europa.
Opmerkelijk: van alle bewindspersonen, Kamerleden, fractiemedewerkers, ambtenaren en journalisten die ik de afgelopen weken over de Kijkwijzer sprak, had er niet één deze rapporten gelezen.
‘Er is een positieve evaluatie’ zegt men dan bijvoorbeeld. Als je vervolgens vraagt waar men dat vandaan heeft wordt doorgaans verwezen naar iemand van wie men dit vernom,en heeft, en als je informeert waar degene waarvan men het vernomen heeft het dan weer vernomen heeft, kom je uiteindelijk altijd terecht bij iemand die, direct of indirect, gelieerd is aan het Nicam.
Hetgeen de indruk creeert dat de weinige mensen die deze rapporten gelezen hebben, toevallig ook degenen zijn die ze geschreven hebben.
En wat blijkt?
Die rapporten zeggen iets heel anders. De feitelijke inhoud van deze rapporten correspondeert niet met de spin die die ze gekregen hebben, en die voor de meeste betrokkenen de basis van hun oordeel vormt. Dit soort onderzoekers liegen niet, nee, hun rapportage is voor 50% toegesneden op de gewenste uitkomst, de andere helft van het bedrog zit hem in de eromheen gesponnen samenvatting, de spin. De onderzoeker, die geacht wordt onafhankelijk en objectief te zijn, kan zich altijd nog beroepen op één of twee kritische alienea’s.
Een voorbeeld. In het evaluatierapport van Intomart staat dat sinds de lancering van de Kijkwijzer, die gepaard ging met een intensieve mediacampagne, de bekendheid van het verschijnsel Kijkwijzer enorm is toegenomen. Ja, dank je de koekkoek. Het valt nog mee dat er niet staat dat de bekendheid van de Kijkwijzer in 1995, toen hij nog niet bestond, nul was! Dat de naamsbekendheid van de Kijkwijzer toenam onder invloed van een grote communicatiecampagne zegt maar één ding: dat die campagne enig effect gehad heeft, en dat is wel het minste wat je ervan mag verwachten. Over de deugdelijkheid van de Kijkwijzer zelf zegt het niets.
Ook wordt beweerd dat een grote groep ouders de Kijkwijzer ‘een nuttig instrument’ vinden. Kijken we naar de details dan blijkt dat die vraag gesteld werd toen de Kijkwijzer nog maar net was ingevoerd en respondenten dus reageerden op het idee van de Kijkwijzer, niet op basis van ervaring ermee. Met dat idee op zich is natuurlijk niets mis, integendeel, maar daar gaat het niet om, de vraag is: Deze Kijkwijzer, beantwoordt die aan dat idee?
Stel dezelfde vraag vandaag, na diverse publicaties over wat er allemaal misgaat sinds de invoering, en de uitkomst is ongetwijfeld anders.
Ook opmerkelijk: terwijl Intomart in opdracht van de regering de Kijkwijzer onderzocht, nam het nog een tweede opdracht aan om de Kijkwijzer te onderzoeken, dit keer van het Nicam zelf, het instituut dat men voor de regering aan het onderzoeken was. Met andere woorden: Intomart deed ‘onafhankelijk’ onderzoek naar een van z’n eigen klanten.
Alsof de belangen nog niet genoeg verstrengeld waren, worden in het regeringsrapport voortdurend gegevens gebruikt uit dat tweede onderzoek voor het Nicam zelf. ‘Uit onderzoek dat is uitgevoerd door het Nicam blijkt…’, staat er dan, ‘in hetzelfde onderzoek voor het Nicam komt naar voren…’, ‘in genoemd onderzoek is…’, ‘eveneens gebaseerd op het genoemde Nicam-onderzoek…’, ‘in het onderzoek van het Nicam…’, enzovoorts. Het wemelt ervan!
Het voornaamste bezwaar tegen de Kijkwijzer is wel getypeerd als: de slager keurt zijn eigen vlees. Hier zien we dat opnieuw: de zelfkeurende slager krijgt het stempel van goedkeuring, van één van z’n leveranciers!
De mensen die volgens het Kijkwijzer-systeem met de online vragenlijst moeten bepalen voor welke leeftijd de film toelaatbaar is, worden ‘codeurs’ genoemd. Zij krijgen een verplichte cursus. De appreciatie voor die cursus voor wordt weergeven in een indrukwekkend staafdiagram met torenhoge scores voor ‘mate van inspraak’ en ‘communicatie’, maar het feit dat slechts 33% van de codeurs te training überhaupt afmaakt, wordt weggemoffeld in een bijzin. Terwijl het in feite betekent dat dit dubieuze systeem dus maar in één op de drie gevallen correct wordt toegepast.
Kortom: het ‘onafhankelijke’, ‘positieve’ rapport waarop het kabinet zijn voornemen baseert om door te gaan met de Kijkwijzer, is broddelwerk en onafhankelijk noch positief.
Maar het kan nog erger. Want intussen nam Intomart een derde onderzoek naar de Kijkwijzer aan, dit keer in opdracht van het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn), waarvan de directeur, Peter Nikken, een betaalde adviesfunctie vervult bij, inderdaad, het Nicam. Tot niemands verbazing was ook de uitkomst van dit onderzoek weer reuze positief, en bewees Nikken twee weken geleden braaf zijn wederdienst in de vorm van een juichend persbericht. Hier zijn dus eigenlijk drie slagers die elkaar een positief keuringsadvies geven.
En dan die ‘Europese Studie’ waarnaar het Nicam graag verwijst. Ook die blijkt niet te kloppen. In op de 4 door Kijkwijzer opgegeven classificaties klopt domweg niet. En, ook verdacht: ze zijn in werkelijkheid allemaal lager. De films 28 Days, Being John Malkovich, Cast Away en Coyote Ugly, om een paar voorbeelden te noemen, werden opgegeven als 12, maar staan in de Kijkwijzer-database op 6! De films American Beauty, Deep Blue Sea, Elizabeth, Eyes Wide Shut, Lethal Weapon, Scary Movie en The Cider House Rules zijn in Nederland geen 16, zoals in de studie is aangenomen, maar 12! Er staan zelfs films bij die voor 16 zouden zijn gekeurd, die in werkelijk het Kijkwijzer-label 6 kregen!, zoals South Park. Of zelfs Alle Leeftijden, zoals Man On The Moon. Tja, met dat soort malversaties krik je het gemiddelde natuurlijk leuk op.
‘Het Europese onderzoek waar Nicam naar verwijst laat zich moeilijk rijmen met mijn eigen steekproeven,’ schreef ik zes weken geleden. Nu weten we waarom. Er wordt gewoon gerommeld met die cijfers.
Misschien is het allemaal minder verbazend dan het lijkt. Het Nicam is tenslotte de overheid niet, het is de vrije markt, daar ging het juist om. En de markt kent geen feiten, de markt kent geen waarheid, de markt kent uiteindelijk alleen reclame. Dat mag, daar is het de markt voor. Maar van overheidsbestuurders mag verwacht worden dat ze onderscheid maken tussen reclame en echte feiten. Hier gebeurt het tegenovergestelde. Hier drukt een ambtenaar zijn minister een reclamefolder in handen en fluistert hem in z’n oor dat het de feiten zijn. ‘Wetenschappelijk onderzoek’.
Interessant.
Zou heel ons land zo bestuurd worden?
« ga terug — volgende pagina »